ECLI:NL:RBDHA:2025:11902
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening in asielprocedure na gelijktijdige uitspraak op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaken NL24.10290 en NL24.10292, waarin verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S.N. Ali, een voorlopige voorziening vroegen in het kader van hun asielaanvragen. De verzoekers, van Colombiaanse nationaliteit, hadden eerder aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 1 maart 2024 als kennelijk ongegrond waren afgewezen. De verzoekers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 3 april 2024, waarbij ook een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan op de beroepen van verzoekers in de samenhangende zaken NL24.10289 en NL24.10291. Aangezien er nu een uitspraak op de bodem is gedaan, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De verzoeken zijn daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.