ECLI:NL:RBDHA:2025:11913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL24.35165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, had een verzoek ingediend tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarin werd vastgesteld dat hij niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen of op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 15 mei 2025, waarbij verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft in een andere zaak, NL24.35164, op dezelfde datum uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.

Desondanks heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor verzoeker geen griffierecht hoeft te betalen. Tevens is de Minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,00, omdat verzoeker een toevoeging had gekregen voor rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35165
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. V. Senczuk),

en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. M.H.S. Volker).

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor AMV1 of op grond van artikel 8 EVRM.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL24.35164, op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Oronsaye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.35164, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Verzoeker hoeft dus geen griffierecht te betalen.
Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
1. Op grond van artikel 3.48, tweede lid, onder b, Vb juncto B8/6 Vc.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 juni 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.