ECLI:NL:RBDHA:2025:11980
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Iraakse verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had op 24 april 2025 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 juli 2025, waar de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Na het sluiten van het onderzoek op de zitting heeft de voorzieningenrechter op 7 juli 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er inmiddels op het beroep is beslist. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van mr. S. Strating, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.