ECLI:NL:RBDHA:2025:11981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL24.13242
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) op basis van onvoldoende bewijs van familierechtelijke relatie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 25 januari 2022, en het bezwaar van eiseres werd op 19 maart 2024 eveneens afgewezen. Eiseres, geboren in 1997 en van Eritrese nationaliteit, stelt de echtgenote te zijn van referent, die een verblijfsvergunning asiel heeft. Eiseres heeft eerder een aanvraag voor een mvv ingediend, die op 15 december 2016 werd afgewezen omdat zij haar identiteit en de familierelatie niet aannemelijk kon maken.

De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres, referent, en een tolk aanwezig waren. Eiseres betoogt dat zij en referent ten onrechte niet zijn gehoord in bezwaar en dat de familierechtelijke relatie voldoende is aangetoond met documenten. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder niet verplicht was om eiseres te horen, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar. De rechtbank concludeert dat de familierechtelijke relatie niet voldoende is aangetoond, zowel met documenten als met verklaringen, en dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en referent niet kunnen worden genegeerd.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13242

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Gigengack).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 25 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de heer [referent] (referent), A. Solomon als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1997 en heeft de Eritrese nationaliteit. Zij stelt de echtgenote te zijn van referent, die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Referent heeft namens eiseres een aanvraag ingediend voor een mvv om bij referent te kunnen verblijven in het kader van nareis.
3. Eiser heeft eerder, op 24 december 2015, namens eiseres een aanvraag ingediend voor een mvv om bij referent te kunnen verblijven in het kader van nareis. Bij besluit van 15 december 2016 is de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat eiseres haar identiteit en de familierelatie met referent niet aannemelijk heeft gemaakt.
4. Verweerder heeft de huidige aanvraag afgewezen, omdat eiseres het huwelijk en daarmee de familierechtelijke relatie met referent niet aannemelijk heeft gemaakt met documenten of met plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen. Hierdoor heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft eiseres en referent ten onrechte niet gehoord in bezwaar. Daarbij is van belang dat referent tijdens het gehoor in de aanvraagfase oor- en nekklachten had, waardoor hij nauwelijks sliep en vergeetachtig was. Het is daarom de vraag of hij überhaupt gehoord had kunnen worden. Verder staat de familierechtelijke relatie voldoende vast aan de hand van de overgelegde documenten. Voor zover er tegenstrijdigheden zijn in de verklaringen van eiseres en referent, zijn deze niet zodanig dat daarom getwijfeld kan worden aan het bestaan van het huwelijk tussen betrokken. Daarbij is van belang dat de verklaringen van eiseres en referente tijdens de gehoren in de aanvraagfase met elkaar overeenkomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Hoorplicht
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet had hoeven horen. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftenprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. Verweerder mag slechts van horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [1] Eiseres en referent zijn in de aanvraagfase van deze procedure uitgebreid door verweerder gehoord. Voor zover eiseres aanvoert dat zij in bezwaar gehoord had moeten worden om de tegenstrijdige verklaringen uit te kunnen leggen, overweegt de rechtbank dat deze tegenstrijdigheden bij het gehoor in de aanvraagfase aan eiseres en referent zijn tegengeworpen. Gelet op het primaire besluit en op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, heeft verweerder kunnen concluderen dat er redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar ongegrond was. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien.
7.1.
De stelling van referent dat hij niet gehoord had mogen worden omdat hij moe en vergeetachtig was vanwege zijn oor- en nekklachten volgt de rechtbank niet. Referent heeft geen medische of andere verklaringen overgelegd om deze klachten te onderbouwen. Daarbij komt dat het gaat om verklaringen die zien op essentiële gebeurtenissen in het leven van referent zodat van hem verwacht mag worden dat hij hierover eenduidig kan verklaren en niet zonder meer aannemelijk is dat vergeetachtigheid dit anders maakt.
Huwelijk tussen eiseres en referent
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat de familierechtelijke relatie niet voldoende met documenten is aangetoond. Verweerder heeft daaraan ten grondslag mogen leggen dat het huwelijk niet aannemelijk is gemaakt met indicatieve bewijsmiddelen. Eiseres heeft een kerkelijke huwelijksakte overgelegd, die volgens Bureau Documenten niet te beoordelen is. Verweerder heeft bewijsnood aangenomen voor het niet kunnen overleggen van de officiële huwelijksakte, omdat eiseres heeft verklaard dat zij de officiële huwelijksakte tijdens haar vlucht is verloren. Hierdoor kan naar het oordeel van de rechtbank het door eiseres en referent gestelde huwelijk niet vastgesteld worden aan de hand van documenten.
8.1.
Verweerder heeft verder kunnen concluderen dat de familierechtelijke relatie ook niet aannemelijk is gemaakt met plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen. Verweerder heeft daaraan ten grondslag mogen leggen dat de verklaringen van eiseres en referent tijdens de huidige aanvraag tegenstrijdig zijn met de verklaringen die zij hebben afgelegd bij de eerste aanvraag.
8.2.
Ten aanzien van het begin van de ontmoeting tussen eiseres en referent staat in een verklaringen van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) bij de eerste aanvraag in 2016 en in de vragenlijst bij de huidige aanvraag dat eiseres en referent elkaar al eerder kenden en in 2011 en 2012 een relatie hebben gehad. Tijdens de gehoren bij de huidige aanvraag verklaren eiseres en referent echter dat ze elkaar eerder alleen kenden omdat ze in hetzelfde dorp woonden en dat ze elkaar pas ontmoet hebben nadat hun ouders overeenstemming hadden bereikt over hun huwelijk. Deze verklaringen heeft verweerder tegenstrijdig mogen vinden. De rechtbank volgt niet dat het verhaal van eiseres en referent onjuist is vastgelegd doordat zij verschillende contactpersonen hadden bij VWN. In de verklaringen van VWN worden de persoonsgegevens van eiseres en referent benoemd en andere informatie en data die overeenkomen met de verklaringen van eiseres en referent tijdens de latere gehoren. Verweerder heeft daarbij ook kunnen betrekken dat niet is gebleken dat eiseres en referent in 2016 niet wisten welke verklaringen er door VWN waren vastgelegd. Verder heeft verweerder eiseres kunnen tegenwerpen dat referent tijdens het gehoor bij de huidige aanvraag heeft verklaard dat er na de huwelijksceremonie een feest in zijn ouderlijk huis heeft plaatsgevonden, waar eiseres ook bij aanwezig was. Eiseres heeft echter verklaard dat dat ze in de ochtend zijn getrouwd en erna hebben ontbeten in haar ouderlijk huis, dat er daarna geen feest was en dat de bruidegom terug ging naar zijn vrienden en zijn ouderlijk huis en dat zij in haar ouderlijk huis is gebleven. Deze verklaringen heeft verweerder ook tegenstrijdig mogen vinden. De stelling van eiseres dat de tegenstrijdigheden niet zodanig zijn dat daarom getwijfeld kan worden aan het bestaan van het huwelijk volgt de rechtbank niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.