ECLI:NL:RBDHA:2025:12010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
NL25.13552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een verblijfsvergunning. De eiser, vertegenwoordigd door mr. Y. Mateo Diaz, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 1 augustus 2024 was genomen. Dit bezwaar werd echter door de minister op 24 februari 2025 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De eiser stelde dat het besluit niet op geldige wijze aan hem was bekendgemaakt, aangezien het was verzonden naar het adres van zijn voormalige partner, waar hij sinds 1 maart 2024 niet meer stond ingeschreven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen nieuw adres had doorgegeven en dat hij in eerdere aanvragen zijn voormalige adres had opgegeven. Hierdoor had de minister geen reden om aan te nemen dat de eiser zijn woon- of postadres niet bij zijn voormalige partner had. De rechtbank concludeerde dat het besluit van 1 augustus 2024 op juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor de bezwaartermijn op 2 augustus 2024 was ingegaan. Het bezwaar van de eiser was dus te laat ingediend, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De overige beroepsgronden werden niet besproken, en er was geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13552
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. Y. Mateo Diaz),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2024 heeft de minister de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken. Bij brief van 3 december 2024, aangevuld bij brief van 24 februari 2025, heeft eiser bezwaar ingesteld tegen dit besluit. Bij beslissing op bezwaar van 24 februari 2025 heeft de minister dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk bevonden, omdat het te laat is ingediend. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser stelt dat het besluit van 1 augustus 2024 niet op geldige wijze aan hem bekend is gemaakt. Het besluit is gestuurd naar het adres van zijn voormalige partner, terwijl eiser daar sinds 1 maart 2024 niet meer stond ingeschreven. Uit de BRP blijkt ook dat eiser sinds 1 maart 2024 staat geregistreerd als “registratie niet-ingezetene”. Pas op 18 november 2024 is eiser via zijn gemachtigde op de hoogte gekomen van het besluit van 1 augustus 2024.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser sinds 1 maart 2024 geen nieuw adres heeft doorgegeven. In mei 2024 heeft eiser een aanvraag voor een inreisvisum ingediend. Op 16 september 2024 heeft hij een aanvraag voor een vreemdelingendocument ingediend. In beide gevallen heeft hij als woonadres het adres van zijn voormalige partner opgegeven. De minister heeft door deze samenloop van feiten geen aanleiding gehad voor de veronderstelling dat eiser sinds 1 maart 2024 zijn woon- of postadres niet bij zijn voormalige partner zou hebben gehad. De registratie in de BRP maakt dit niet anders.
4. De rechtbank is dus van oordeel dat het besluit van 1 augustus 2024 op juiste wijze bekend is gemaakt aan eiser. Dat betekent dat de bezwaartermijn van vier weken is ingegaan op 2 augustus 2024. Het bezwaar van 3 december 2024 is daarmee te laat ingediend. De minister heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 juni 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.