ECLI:NL:RBDHA:2025:12048
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag visum kort verblijf met betrekking tot vestigingsrisico en sociale binding
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 17 januari 2024, en het bezwaar van eiseres werd op 17 oktober 2024 eveneens afgewezen. Eiseres, geboren in 1986 en van Marokkaanse nationaliteit, had verzocht om een visum om haar echtgenoot te bezoeken. De rechtbank heeft op 27 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft kunnen concluderen dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt en dat zij sterke sociale binding heeft met Marokko. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen concrete plannen heeft om in Nederland het gezinsleven met haar echtgenoot aan te vangen en dat haar sociale netwerk zich in Marokko bevindt. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om eiseres te horen in de bezwaarfase, omdat er geen twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt eiseres geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.