ECLI:NL:RBDHA:2025:12048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
NL24.42519
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag visum kort verblijf met betrekking tot vestigingsrisico en sociale binding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 17 januari 2024, en het bezwaar van eiseres werd op 17 oktober 2024 eveneens afgewezen. Eiseres, geboren in 1986 en van Marokkaanse nationaliteit, had verzocht om een visum om haar echtgenoot te bezoeken. De rechtbank heeft op 27 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft kunnen concluderen dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt en dat zij sterke sociale binding heeft met Marokko. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen concrete plannen heeft om in Nederland het gezinsleven met haar echtgenoot aan te vangen en dat haar sociale netwerk zich in Marokko bevindt. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om eiseres te horen in de bezwaarfase, omdat er geen twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt eiseres geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42519

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. A.R. Menschaart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 januari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1986 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 27 december 2023 heeft eiseres verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf om haar echtgenoot (referent) te bezoeken.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Ook heeft eiseres niet aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Daarnaast bestaat er redelijke twijfel over haar voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. In het bestreden besluit heeft verweerder deze weigeringsgronden gehandhaafd.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er voldoende waarborgen zijn om te concluderen dat zij tijdig zal terugkeren. Ten eerste is het reisdoel van eiseres het bezoeken van haar schoonmoeder die ernstig ziek is. Verder is eiseres getrouwd met referent en voldoet hiermee aan de voorwaarden voor gezinshereniging, maar zij heeft geen concrete plannen om in Nederland het gezinsleven met referent aan te vangen. Ook heeft zij een sterke sociale binding met Marokko, omdat haar hele sociale netwerk zich daar bevindt. Ook heeft zij een reisverzekering en retourticket overgelegd. De enkele tegenwerping van verweerder dat eiseres geen familieleden heeft die ten laste komen van haar geldt voor veel andere mensen ook en kan niet als enige aspect een rol spelen. Verder heeft verweerder ook de hoorplicht geschonden door eiseres niet te horen. Verweerder heeft eiseres namelijk een brief gestuurd met een vragenlijst om nadere informatie op te vragen. Het horen in bezwaar kan een uitkomst bieden om de ontbrekende informatie te krijgen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres niet is gehoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond heeft kunnen verklaren en zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
6.1.
De rechtbank toetst of verweerder in redelijkheid het bestreden besluit heeft kunnen nemen. Bij de beoordeling daarvan toetst de rechtbank terughoudend. Uit het toepasselijke Unierecht [1] volgt dat het aan de aanvrager is om zijn verblijfsdoel en zijn tijdige terugkeer naar het land van herkomst aannemelijk te maken. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU [2] volgt dat verweerder bij het onderzoek van een visumaanvraag, met betrekking tot de beoordeling van de relevante feiten over een ruime beoordelingsmarge beschikt om te bepalen of een van de in artikel 32, eerste lid, van de Visumcode vermelde gronden voor weigering van een visum aan de aanvrager kan worden tegengeworpen. Het is dus aan de aanvrager van een visum om de voor de beoordeling van zijn aanvraag nodige informatie te verstrekken, waarvan de geloofwaardigheid moet worden aangetoond met relevante en betrouwbare bewijzen, die de twijfel kunnen wegnemen.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft kunnen concluderen dat redelijke twijfel is ontstaan over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten. Bij beantwoording van de vraag of een zogenaamd vestigingsrisico aannemelijk is, mag verweerder het criterium van sociale en economische binding hanteren.
6.3.
Verweerder heeft zich in dit kader op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een geringe sociale binding met Marokko. Eiseres is de echtgenote van referent en heeft geen achterblijvend gezin in Marokko. Dat er familieleden van eiseres in Marokko verblijven, maakt niet dat zonder meer kan worden aangenomen dat de sociale binding met Marokko zo sterk is dat om die reden moet worden aangenomen dat eiseres tijdig zal terugkeren naar Marokko. Ze heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat haar vader hulpbehoevend is en dat zij de daadwerkelijke zorg voor hem draagt. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat niemand anders de zorg voor haar vader zou kunnen overnemen. Hierbij is ook van belang dat twee broers van eiseres ook in Marokko wonen. Ook is niet gebleken dat eiseres de zorg draagt voor andere directe familieleden of dat sprake zou zijn van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen.
6.4.
Verweerder heeft zich ook op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een geringe economische binding met Marokko. Eiseres heeft onvoldoende objectief verifieerbare stukken overgelegd die betrekking hebben op haar economische binding met Marokko. Niet is gebleken dat eiseres inkomen geniet uit haar werk als naaister. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat haar economische binding gering is omdat zij mantelzorger is voor haar vader, heeft verweerder kunnen concluderen dat zij dit niet heeft aangetoond met objectief verifieerbare stukken.
6.5.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit daarom op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een geringe economische en sociale binding met Marokko en dat daardoor twijfel ontstaat over het voornemen van eiseres om tijdig terug te keren.
6.6.
Nu de hiervoor besproken weigeringsgrond de afwijzing van het visum zelfstandig kan dragen, behoeven de andere weigeringsgronden geen bespreking.
Hoorplicht
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet had hoeven horen. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftenprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. Verweerder mag slechts van horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [3] Verweerder heeft op grond van wat naar voren is gebracht in bezwaar redelijkerwijs kunnen concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden. Dat verweerder een vragenlijst heeft voorgelegd, betekent niet dat verweerder eiseres had moeten horen. Van belang is dat eiseres in bezwaar geen nadere stukken heeft overgelegd die relevant zijn voor de beoordeling van haar aanvraag. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 32 van de Visumcode (Verordening 810/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009).
2.Zaak C-84/12, 19 december 2013, Koushkaki (ECLI:EU:C:2013:862).
3.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.