ECLI:NL:RBDHA:2025:12056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
09/254556-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door snelheidsovertreding en rijden onder invloed

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 1 februari 2024 in 's-Gravenhage. De verdachte, bestuurder van een motorrijtuig, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag, waaronder rijden onder invloed van cannabis en een forse snelheidsovertreding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van 82 km/u reed, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Tijdens de zitting op 24 juni 2025 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij onder invloed van cannabis reed, maar dat hij wel gevaar op de weg had veroorzaakt door de snelheidsovertreding. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/254556-24
Datum uitspraak: 8 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 juni 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Kooijmans en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N.B. Genemans naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg(en), de kruising van de Segbroeklaan met de Rode Kruislaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij cannabis en/of THC had gebruikt en/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar gereden met een snelheid van ongeveer 82 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de toegestane snelheid van 50 kilometer per
uur en/of (vervolgens)
- hij heeft de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij
de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij tegen een aldaar overstekende/bevindende fietser is gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de kruising van de Segbroeklaan met de Rode Kruislaan, als volgt heef gehandeld:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij cannabis en/of THC had gebruikt en/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar gereden met een snelheid van ongeveer 82 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de toegestane snelheid van 50 kilometer per
uur en/of (vervolgens)
- hij heeft de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij
de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij tegen een aldaar overstekende/bevindende fietser is gebotst, waardoor een ander (genaamd
[slachtoffer] ) werd gedood,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, met uitzondering van het eerste gedachtestreepje.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in de kern beschouwd op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024062049, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 97).
1.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 1 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 18-19):
Op donderdag 1 februari 2024 om 07:40 uur, werd door mij op de locatie Segbroeklaan, 2566 NN 's-Gravenhage, aangehouden als verdachte:
Achternaam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Ik vroeg aan [de verdachte] of hij de bestuurder was van het voertuig die bij de aanrijding was betrokken. Ik hoorde [de verdachte] zeggen dat hij de persoon die op de grond (de rechtbank begrijpt: ‘die op de grond
lag’) had aangereden en dat hij over zijn hoofd was gereden.
2. Het proces-verbaal FO Verkeer, opgemaakt op 26 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 64- 82):
Tijdens het onderzoek aan de bedrijfsauto bleek mij dat deze voorzien was van een track en trace systeem. Dit systeem was inwerking tijdens de confrontatie met de fiets en diens bestuurder. Uit analyse is gebleken dat de bestuurder van de bedrijfsauto 14 meter voor de kruising Segbroeklaan met de Rode Kruislaan (plaats confrontatie) 82 km/h rijdt waar 50 km/h toegestaan is. Verder blijkt dat de bestuurder op de Segbroeklaan in de richting van de Rode Kruislaan (plaats confrontatie) steeds harder gaat rijden. 120 meter voor de plaats van confrontatie reed de bestuurder met de bedrijfsauto 79 km/h. 14 meter voor de plaats van confrontatie reed de bestuurder met de bedrijfsauto 82 km/h. Uit berekeningen is gebleken dat er een tijd van 5,38 seconden nodig was om een afstand van 120 meter af te leggen. Verder bleek dat er een tijd van 0,61 seconden nodig was om een afstand van 14 meter af te leggen. Deze tijden bij elkaar opgesteld is totaal 6,09 seconden. Als de bestuurder van de bedrijfsauto zich had gehouden aan de wettelijke aldaar geldende maximum snelheid van 50 km/h dan was de tijd over dezelfde afgelegde 9,64 seconden. Dit houdt in dat de bestuurder van de bedrijfsauto 3,55 seconden later op de plaats van confrontatie zou zijn geweest. De bestuurder van de fiets heeft dus 3,55 seconden langer de tijd om de Segbroeklaan over te steken. Gelet op het aantreffen van de sporen op de rijbaan van de Segbroeklaan is het zeer aannemelijk dat de bestuurder van de fiets met zijn fiets de rijbaan van de Segbroeklaan al was overgestoken. Zodat de confrontatie niet had plaatst gevonden.
Ik zag het volgende:
- de maximumsnelheid voor de Segbroeklaan bedroeg ter plaatse 50 km/h.
Ik zag dat de melding van het verkeersongeval bij het operationeel centrum van de politie op donderdag 1 februari 2024 omstreeks 07:20 uur, geregistreerd was.
Uit de opgevraagde gegevens bij het KNMI voor dit tijdstip bleek dat zonsopgang en zonsondergang respectievelijk omstreeks zonopkomst 08:21 uur en zonondergang 17:30 uur plaatsvonden. Gedurende het onderzoek stelde ik dat het op het moment van het verkeersongeval duisternis was.
De schade aan de bedrijfsauto is hoofdzakelijk veroorzaakt door de confrontatie met de bestuurder van de fiets.
3. Het geschrift, te weten een schouwverslag, opgemaakt op 1 februari 2024 en ondertekend door [naam] , Forensisch arts, GGD Haaglanden, voor zover inhoudende (p. 89, 92):
[slachtoffer] .
Alles overziend is er sprake van een niet-natuurlijke dood. Dhr. is overleden
aan de zeer ernstige en fatale gevolgen van een verkeersongeval.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit, te weten een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verweten feitelijke gedraging van de verdachte bestaat enkel uit een forse overschrijding van de snelheidslimiet. De overige verweten feitelijke handelingen, te weten - kort gezegd - rijden onder invloed en te snel rijden om tijdig te kunnen stoppen, kunnen – zoals hierna zal worden uitgelegd - niet worden bewezen.
Naar vaste rechtspraak is een enkele (verkeers) gedraging (in dit geval het enkele overschrijden van de maximumsnelheid) onvoldoende om te spreken van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen als bedoeld in artikel 6 WVW.
Overtreding van artikel 5 WVW?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van een overtreding van artikel 5 WVW. Daarbij dient de rechtbank te bezien of de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is veroorzaakt of kon worden veroorzaakt. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Het gedrag van de verdachte
Op 1 februari 2024, omstreeks 07:20 uur, heeft een dodelijk verkeersongeval plaatsgevonden tussen een bedrijfsauto en een fietser. Blijkens de bewijsmiddelen reed de verdachte in de bedrijfsauto met een snelheid van 82 kilometer per uur tot 14 meter van de frontale aanrijding. Hij reed daarbij binnen de bebouwde kom waarbinnen de toegestane maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. De verdachte heeft gelet hierop de toegestane snelheidslimiet overschreden met meer dan 30 km/u. Dit terwijl het ten tijde daarvan donker was en hij een oversteekplaats voor fietsers naderde.
De verdachte heeft verklaard dat hij de fietser voorafgaand aan het ongeval, niet gezien heeft. Uit het procesdossier blijkt evenmin dat de verdachte voorafgaand aan het ongeval geremd heeft. Hoewel de verdachte (veel) harder heeft gereden dan ter plaatste was toegestaan, kan uit het procesdossier niet worden vastgesteld dat hij de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld had, dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de verweten gedraging onder het laatste gedachtestreepje.
Uit het procesdossier volgt dat de verdachte ten tijde van het verkeersongeval onder invloed was van cannabis en/of THC. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij vanwege zijn slaapproblemen, sinds zijn zestiende, iedere avond voor het slapen cannabis gebruikt. Uit het bloedonderzoek blijkt dat de hoeveelheid meetbare THC in het bloed van de verdachte, onder de grenswaarde lag. Om die reden zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken van het onderdeel dat hij onder invloed van cannabis en/of THC heeft gereden.
Het gevaar
De verdachte heeft met zijn op de hierboven beschreven gedrag gevaar op de weg veroorzaakt, zoals bedoeld in artikel 5 WVW. Uit het FO-verkeer rapport blijkt immers dat de frontale aanrijding ten gevolge van de snelheid van de verdachte heeft plaatsgevonden. Het gevaar zou dan ook niet zijn verwezenlijkt indien de verdachte zich aan de toegestane maximumsnelheid zou hebben gehouden. Als gevolg van die aanrijding, zo blijkt uit het schouwverslag, is de aangereden persoon komen te overlijden.
De conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de overtreding van artikel 5 WVW, zoals subsidiair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen is.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 1 februari 2024 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de kruising van de Segbroeklaan met de Rode Kruislaan, als volgt
heeftgehandeld:
- hij heeft aldaar gereden met een snelheid van ongeveer 82 kilometer per uur, door welke gedraging van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, eveneens met een proeftijd van twee jaar
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een gevangenisstraf disproportioneel is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft met zijn handelen een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt, doordat hij met een bedrijfsauto binnen de bebouwde kom met een snelheid van 82 kilometer per uur een fietser heeft aangereden. Dat is een forse overschrijding van de aldaar geldende toegestane maximumsnelheid. Dit terwijl hij een oversteekplaats naderde en het donker was. De verdachte heeft daarmee de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Met het overlijden van [slachtoffer] is aan de nabestaanden een groot en onherstelbaar leed berokkend, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring. De rechtbank realiseert zich dat de verdachte dit dodelijk ongeval op geen enkele manier gewenst heeft. Hij heeft zijn bedrijfsauto direct na de aanrijding tot stilstand gebracht en is meteen naar de plaats van het ongeval toegegaan. Ook was de verdachte zichtbaar en oprecht geëmotioneerd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 juni 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld in verband met soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 20 juni 2025. Daaruit blijkt dat hij te kampen heeft met psychische problemen, maar daarvoor adequaat hulp heeft gezocht bij PsyQ. Hij is in afwachting van een traumabehandeling. Verder heeft de verdachte zijn leven goed op orde. Hij heeft een stabiele huisvesting, geen financiële problemen en een stabiele relatie. De reclassering acht de kans op recidive dan ook klein. Reclasseringsinterventies worden niet nodig geacht.
Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht zij een lagere straf passend dan door de officier van justitie geëist
.De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf voor de tijd van 120 uur en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor een periode van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) DAGEN;
veroordeelt verdachte ter zake van het subsidiaire feit voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheidtot het besturen van motorrijtuigen voor
6(
zes) MAANDEN;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. J.J. Balfoort, rechter,
mr. T. Ketelaars, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. M.F. van Straaten en D.A. Goldstoff, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2025.
Bijlage I

1.Pleitnota van de raadsman van de verdachte, mr. N.B. Genemans

2.
Requisitoiraantekeningen OM