ECLI:NL:RBDHA:2025:12081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
NL25.27102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaringsmaatregel op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot kwetsbare personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser een maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die zich als kwetsbaar persoon beschouwt, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft de situatie van de eiser, die grotendeels rolstoelafhankelijk is, in haar overwegingen betrokken. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de kwetsbaarheid van de eiser en dat er geen motiveringsgebrek is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27102

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.W. Boorsma).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Mahed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij een kwetsbaar persoon is in de zin van artikel 3, negende lid, van de Terugkeerrichtlijn, waardoor verweerder gehouden is bijzondere aandacht te besteden aan zijn situatie. Volgens eiser heeft verweerder in de maatregel onvoldoende gemotiveerd hoe zijn kwetsbaarheid uitwerking heeft op de bewaring, en of dit aanleiding geeft om een lichter middel toe te passen. Volgens eiser is er dan ook sprake van een motiveringsgebrek.
2. Verweerder heeft niet weersproken dat eiser een kwetsbaar persoon is en dat verweerder daarom gehouden is bijzondere aandacht te besteden aan zijn situatie. In de maatregel is vermeld dat eiser een aangeboren lichamelijke beperking heeft waardoor hij grotendeels rolstoelafhankelijk is. Verder blijkt uit de maatregel dat verweerder het detentiecentrum Rotterdam (DCR) vooraf in kennis heeft gesteld van de beschikbare medische gegevens om eisers medische zorg zo optimaal te kunnen voorbereiden. Daarnaast zou op de dag dat eiser in DCR zou worden geplaatst (op 18 juni 2025) een medische dienst aanwezig zijn. Eiser zou hier een intake krijgen en de medische dienst zou beoordelen in hoeverre hij medische zorg nodig heeft en er zorg voor dragen dat eiser de juiste medische zorgverlening krijgt. Verder wijst verweerder terecht op de gelijkwaardige zorg in detentie en stelt verweerder vast dat eisers gedrag en gemoedstoestand geen aanleiding hebben gegeven voor het standpunt dat de zorg in detentie niet toereikend is. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder eisers kwetsbaarheid voldoende heeft betrokken bij de afweging om wel of geen lichter middel toe te passen. Voor zover eiser aanvoert dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank bij de belangenafweging terecht betrokken dat er, gelet op de zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de ambtshalve toetsing doorstaan, sprake is van een significant risico op onttrekking. De eerder opgelegde meldplicht heeft niet tot overdracht geleid, omdat eiser heeft geweigerd om mee te werken aan een eerder geplande overdracht op 7 mei 2025. Eiser heeft verder ook niet nader onderbouwd waarom de bewaring voor hem onevenredig bezwarend is. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
3. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:858), gehouden is ambtshalve de rechtsmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Duijf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.