ECLI:NL:RBDHA:2025:12116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
NL25.14088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus-Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van de overdrachtstermijn van een asielzoeker aan Kroatië in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 3 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van de minister van Asiel en Migratie van 19 maart 2025 beoordeeld. De minister had besloten de overdrachtstermijn voor de overdracht van eiser aan Kroatië te verlengen, omdat hij zou zijn ondergedoken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet tijdig en duidelijk is geïnformeerd over de overdracht. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister de overdrachtstermijn ten onrechte heeft verlengd. Volgens artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening kan de overdrachtstermijn worden verlengd tot maximaal 18 maanden indien de betrokkene onderduikt. De rechtbank oordeelt dat niet vaststaat dat eiser op de hoogte was van het moment van de overdracht. Eiser was op de avond voor de overdracht niet op de opvanglocatie aanwezig en had niet verwacht dat hij 's nachts zou worden opgehaald. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende heeft aangetoond dat eiser op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij op de hoogte was gesteld van de ophaaltijd.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het verlengingsbesluit en veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie naar asielzoekers over hun verplichtingen en de gevolgen van het niet meewerken aan de overdracht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. L.I. Siers),
en

de minister van/voor Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 19 maart 2025 (het verlengingsbesluit) waarin de minister heeft besloten om de overdrachtstermijn voor de overdracht van eiser aan Kroatië te verlengen op grond van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening omdat volgens de minister sprake is van onderduiken.
1.1.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister de overdrachtstermijn op goede gronden heeft kunnen verlengen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank geeft eiser gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
Wat is het juridisch kader?
4. In artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is bepaald dat de verplichting voor de verantwoordelijke lidstaat om de betrokkene over te nemen of terug te nemen, komt te vervallen, en de verantwoordelijkheid overgaat op de verzoekende lidstaat, indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de gestelde termijn van zes maanden. Indien de overdracht wegens onderduiken van de betrokkene niet kon worden uitgevoerd, kan deze termijn tot maximaal 18 maanden worden verlengd.
4.1.
In het arrest Jawo [1] heeft het Hof van Justitie het begrip ‘onderduiken’, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening, uitgelegd. Van onderduiken is sprake, aldus het Hof, wanneer de asielzoeker doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht om deze overdracht te voorkomen. Dat is het geval wanneer die overdracht niet kan worden uitgevoerd, omdat de verzoeker de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn verplichtingen.
4.2.
In paragraaf C1/2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) [2] is uiteengezet dat het belangrijk is dat de vreemdeling in kennis wordt gesteld van zijn verplichting om mee te werken aan de overdracht. Ook moet hij geïnformeerd worden over de gevolgen van het niet meewerken hieraan. De minister neemt in ieder geval aan dat de vreemdeling zich aan de uitvoering van de overdracht heeft onttrokken en daarmee onderduikt als hij op de hoogte was van zijn verplichtingen en vervolgens (tijdelijk) buiten bereik van de autoriteiten is. De minister verlengt de uiterste overdrachtsdatum niet als sprake is geweest van verschoonbare feiten en omstandigheden of als de vreemdeling niet is ingelicht over de verplichtingen die dienaangaande op hem rusten. [3]
Is er sprake van onderduiken?
5. Eiser voert aan dat de overdrachtstermijn ten onrechte is verlengd, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij is ondergedoken. Eiser is niet duidelijk en tijdig geïnformeerd over de gang van zaken over de overdracht, waaronder het tijdstip waarop en de plaats waar hij zou worden opgehaald. Hij kon de melding over de overdracht niet ontvangen omdat zijn telefoon stuk was. Hij is bovendien op 18 maart 2025 de gehele dag aanwezig geweest op de opvanglocatie van het COa bij Thuis in Oss en is daarna naar een vriend gegaan. Dat doet hij regelmatig, omdat hij zich niet prettig voelt op de opvanglocatie. Dat eiser de minister niet heeft geïnformeerd dat hij in de nacht van 18 op 19 maart 2025 bij vrienden verbleef betekent niet dat het zijn bedoeling was om onder te duiken. Eiser hoefde ook niet te verwachten dat hij ’s nachts om 3:00 uur zou worden opgehaald voor zijn vlucht later die dag om 13:45 uur. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat het voor de hand had gelegen om zijn gemachtigde in te lichten over de ophaalplaats en ophaaltijd. Dat is niet gebeurd.
5.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat hij voldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van onderduiken en dat het verlengingsbesluit daarom in stand kan blijven. Uit het formulier ‘tijdelijk buiten bereik autoriteiten in de zin van de Dublinverordening’ blijkt dat eiser niet is verschenen op de afgesproken ophaaltijd voor de overdracht op 19 maart 2025 en dat eiser niet aanwezig was op zijn kamer of elders op het COa-terrein Thuis in Oss. Het is niet gebleken dat eiser het COa heeft geïnformeerd over zijn verblijfplaats ten tijde van de overdracht. Eiser is op 12 maart 2025 door Thuis in Oss geïnformeerd over zijn vluchtgegevens en op 18 maart 2025 via zijn zus over de plaats en tijd waar hij zou worden opgehaald. De minister heeft op de zitting toegelicht dat het uitgangspunt is dat de ophaaltijd en ophaalplek voor de overdracht aan de vreemdeling zelf worden verteld, maar als dat niet kan dat deze informatie op andere manier wordt overgebracht. Eisers zus verblijft op dezelfde kamer in de noodopvanglocatie van Thuis in Oss, waardoor (vermoedelijk) daarom een bericht aan zijn zus is gestuurd. Verder heeft de minister op de zitting verwezen naar een verslag van het vertrekgesprek van 12 maart 2025. Hieruit volgt dat eiser de dag voor de overdracht geïnformeerd zou worden over de ophaalplek en ophaaltijd. Omdat eiser niet is verschenen op de afgesproken ophaaltijd voor de overdracht, op dat moment ook niet op zijn kamer bij Thuis in Oss of elders op het terrein van Thuis in Oss aanwezig was, en eiser de minister niet heeft geïnformeerd waar hij verbleef, is er sprake van onderduiken.
5.2.
De beroepsgrond slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de overdrachtstermijn ten onrechte verlengd, omdat niet vaststaat dat eiser is geïnformeerd over het moment waarop hij zou worden opgehaald voor overdracht. [4] Hoewel vaststaat dat eiser niet op de opvanglocatie Thuis in Oss aanwezig was in de nacht van 18 en 19 maart 2025 om opgehaald te worden voor zijn overdracht, is deze omstandigheid onvoldoende om aan te nemen dat eiser is ondergedoken. Op basis van het dossier kan de rechtbank namelijk niet vaststellen dat eiser op de hoogte is gesteld van de ophaaltijd voor de overdracht. Uit het verslag van het vertrekgesprek dat met eiser plaatsvond op 12 maart 2025 blijkt dat eiser een dag voor de vlucht van het COa te horen zou krijgen hoe laat hij klaar moest staan voor vertrek. Hij is verder geïnformeerd dat, als hij niet klaar zou staan voor vertrek, het COa of trigion mogelijk naar eisers kamer zou gaan om te kijken of hij aanwezig zou zijn en, als hij afwezig zou zijn, dit tot gevolg kan hebben dat eisers Dublinclaim wordt verlengd. Deze mededelingen in het vertrekgesprek zijn onvoldoende om aan te nemen dat eiser ook naar behoren is ingelicht over de ophaaltijd. Dat de minister eiser vervolgens via een bericht aan zijn zus zou hebben geïnformeerd over de ophaaltijd is ook onvoldoende om aan te nemen dat eiser op de hoogte was van zijn ophaaltijd. Eiser en zijn zus betogen bovendien dat eisers zus pas is geïnformeerd toen Thuis in Oss midden in de nacht naar de kamer kwam. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de minister niet kunnen toelichten hoe laat het gestelde bericht aan eisers zus op 18 maart 2025 is verzonden. Om die reden kan de rechtbank onvoldoende vaststellen op welk moment eiser precies via zijn zus zou zijn geïnformeerd. Eiser hoefde ook niet te verwachten dat hij ’s nachts om 3:00 uur zou worden opgehaald voor een vlucht in de middag. Voor eiser was bovendien eerst een vlucht om 14:35 uur gepland, later is het tijdstip van de vlucht vervroegd naar 13:45 uur.
Gelet op het voorgaande waren er onvoldoende redenen om ervan uit te gaan dat eiser was ondergedoken, als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Uit het voorgaande volgt dat de minister de overdrachtstermijn niet met toepassing van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening heeft mogen verlengen.
7. Omdat het beroep gegrond is, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank veroordeelt de minister daarom in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde rechtmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het verlengingsbesluit van 19 maart 2025;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Hof van Justitie 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
2.Zie ook de uitwerking van het arrest Jawo in WBV 2020/22.
3.Zie verder ook IND Informatiebericht 2023/29.
4.Zie de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:11459: een vreemdeling moet worden gewezen op de voor hem in de opvang geldende verplichtingen, de vreemdeling moet geïnformeerd worden over de verplichting om medewerking te verlenen aan de overdracht en de gevolgen van het niet verlenen van medewerking aan de overdracht aan de andere lidstaat, en de vreemdeling moet weten wanneer de overdracht zal plaatsvinden, dus daarover moet hij ook geïnformeerd worden.