Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres
V-nummer: [nummer],
de minister van Asiel en Migratie, de minister
Samenvatting
Procesverloop
15 april 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Het verzoek om een voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure is conform artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelijkgesteld met een voorlopige voorziening hangende de beroepsprocedure. Eiseres heeft op 14 mei 2025 gronden van beroep ingediend. De minister heeft op 26 juni 2025 een verweerschrift ingediend.
Beoordeling door de rechtbank
- die inmiddels heeft plaatsgevonden - afhankelijk is van mantelzorg, nader onderzocht had moeten worden in het BMA-advies. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoorplicht5.3. Ten aanzien van het beroep van eiseres op schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Awb mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat de minister van het horen van eiseres heeft mogen afzien.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
I. Wolthuis, griffier.