ECLI:NL:RBDHA:2025:12147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
NL24.48761 en NL24.48768
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep en verzoek om voorlopige voorziening van een Poolse nationaliteit eiseres inzake verblijfsrecht en verwijderingsmaatregel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 april 2025, wordt het beroep van eiseres, een Poolse nationaliteit, beoordeeld. Eiseres heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland op grond van het Unierecht, zoals vastgesteld door de minister van Asiel en Migratie. Bij een besluit van 17 juni 2024 is eiseres opgedragen Nederland binnen een maand te verlaten, wat door de rechtbank als rechtmatig wordt beschouwd. Eiseres heeft een zwervend bestaan in Nederland en is in aanraking gekomen met de politie. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende informatie heeft verstrekt over hoe eiseres haar verblijf kan beëindigen. Eiseres is het niet eens met de vertrektermijn van een maand en stelt dat er geen belangenafweging is gemaakt. De rechtbank concludeert echter dat de vertrektermijn niet korter mag zijn dan één maand en dat er geen verplichting is om een belangenafweging te maken bij het vaststellen van deze termijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, evenals het verzoek om een voorlopige voorziening, dat niet-ontvankelijk wordt verklaard. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.48761 en NL24.48768
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Bij besluit van 17 juni 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht en bepaald dat eiseres binnen een maand Nederland dient te verlaten. Bij besluit van 26 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren [geboortedatum] 1994 en heeft de Poolse nationaliteit. Eiseres is, naar eigen zeggen, halverwege 2023 naar Nederland gekomen. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat eiseres een zwervend bestaan leidt in Nederland, vaak in aanraking is gekomen met de politie vanwege overlast op straat, is aangehouden wegens een vermogensdelict, sinds juli 2023 geen reële en daadwerkelijke arbeid meer verricht in Nederland en geen eigen middelen van bestaan heeft. Ook is niet gebleken dat eiseres op zoek is naar werk en daarop een reële kans maakt.
4. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. [2] Verweerder heeft daarom aan eiseres een verwijderingsmaatregel opgelegd. Daarbij heeft verweerder een belangenafweging gemaakt en het belang van eiseres om in Nederland te blijven minder zwaar laten wegen dan het belang van de Nederlandse samenleving bij verwijdering van eiser. Verweerder heeft eiseres een vertrektermijn van een maand opgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiseres stelt dat de verwijderingsmaatregel onduidelijk is en in strijd is met de beginselen van het recht van de Europese Unie. Eiseres moet haar verblijf in Nederland daadwerkelijk en effectief beëindigen, om een nieuw verblijfsrecht te krijgen of bij terugkeer naar Nederland een nieuwe vrije termijn te genieten. [3] Verweerder heeft niet uitgelegd op welke manier eiseres haar verblijf in Nederland daadwerkelijk en effectief kan beëindigen en onder welke omstandigheden eiseres terug kan keren naar Nederland. Hierdoor is het voor eiseres niet duidelijk hoe zij kan voldoen aan het besluit. Verweerder heeft een actieve informatieplicht hierover. Tot slot heeft verweerder bij het opleggen van de vertrektermijn van één maand ten onrechte geen belangenafweging gemaakt en niet uitgelegd waarom de vertrektermijn één maand is en niet langer.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Daadwerkelijk en effectief beëindigen van het verblijf
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres voldoende heeft geïnformeerd over de wijze waarop eiseres haar verblijf daadwerkelijk en effectief kan beëindigen.
7.1.
Uit artikel 30, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 15, eerste lid, van de Verblijfsrichtlijn [4] volgt dat een verwijderingsmaatregel op zodanige wijze schriftelijk ter kennis moet worden gebracht, dat de betrokkene in staat is om de inhoud en de gevolgen hiervan te begrijpen. Verweerder heeft een openbare werkinstructie, te weten WI 2023/3, waarin uiteengezet wordt welke elementen van belang zijn bij het daadwerkelijk en effectief beëindigen van het verblijf. Dit zijn dezelfde elementen die in het arrest F.S. zijn opgenomen, namelijk: de duur van de afwezigheid, een verzoek om schrapping uit het bevolkingsregister, de beëindiging van een huurovereenkomst, uitschrijving bij een dienst om arbeidsbemiddeling of de beëindiging van andere relaties die een zekere integratie van de Unieburger in Nederland veronderstellen. Het arrest F.S. en de openbare werkinstructie bieden voldoende houvast om te weten welke elementen een rol spelen bij de beoordeling of het verblijf daadwerkelijk en effectief is beëindigd.
7.2.
De rechtbank begrijpt dat voor dakloze personen zoals eiseres veel van de elementen uit het arrest F.S. niet van toepassing zijn, maar dit betekent niet dat het voor eiseres onduidelijk is hoe zij haar verblijf daadwerkelijk en effectief kan beëindigen. Uit het arrest F.S. volgt ook dat rekening moet worden gehouden met aanwijzingen dat de Unieburger tijdens de periode van afwezigheid het centrum van haar persoonlijke, professionele of familiebelangen naar een andere lidstaat heeft overgebracht. Naar het oordeel van de rechtbank zou dan in deze gevallen minder gewicht kunnen toekomen aan het verplaatsen van de belangen van eiseres uit Nederland en meer gewicht aan het plaatsen van haar belangen naar het buitenland. Het valt niet uit te sluiten dat iemand zijn verblijf daadwerkelijk en effectief kan beëindigen door bijvoorbeeld een inschrijving in het bevolkingsregister of het aangaan van een huurovereenkomst in het buitenland.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet mogelijk voor verweerder om de elementen die in het arrest F.S. genoemd zijn nader te specificeren bij het opleggen van de verwijderingsmaatregel, omdat er geen uitputtende lijst van voorbeelden kan worden gegeven. Een dergelijke verplichting daartoe volgt ook niet uit het arrest F.S. Daarbij komt dat een eventueel nieuw verblijf van eiseres in Nederland een onzekere toekomstige gebeurtenis is. Eiseres heeft immers Nederland nog niet verlaten en de toets of haar verblijf in Nederland daadwerkelijk en effectief is beëindigd, vindt pas plaats wanneer zij eerst Nederland zou verlaten en vervolgens terug zou keren en hier opnieuw zou willen verblijven. Deze toets is casuïstisch van aard en hangt af van de omstandigheden op dat moment.
7.4.
Voor de volledigheid overweegt de rechtbank nog dat er, naast het daadwerkelijk en effectief beëindigen van haar verblijf in Nederland, nog een tweede manier is voor eiseres om weer rechtmatig verblijf te krijgen in Nederland. Zodra eiseres voldoet aan de voorwaarden van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit, heeft zij van rechtswege weer rechtmatig verblijf. Het verwijderingsbesluit is dan niet meer van kracht. [5]
Belangenafweging bij vertrektermijn
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze beroepsgrond niet slagen. In het arrest F.S. staat dat de vertrektermijn niet korter mag zijn dan één maand, maar het arrest vermeldt niet dat bij het opleggen van de vertrektermijn van één maand een belangenafweging moet worden gemaakt waarbij verweerder moet uitleggen waarom die termijn één maand is en niet langer.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt ook buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [6] .
11. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zoals beschreven in artikel 8.12, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 22 juni 2021, C-719/19, ECLI:EU:C:2021:506 (Arrest F.S.)
4.Richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.
5.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1510.
6.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.