ECLI:NL:RBDHA:2025:12151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
NL25.10835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser op basis van onvoldoende onderbouwde politieke overtuiging en risicoprofiel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Egyptische nationaliteitdrager, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser diende op 6 november 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 27 februari 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 8 april 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser stelt dat hij in 2011 en 2013 heeft deelgenomen aan demonstraties en dat hij bedreigd is vanwege zijn vermeende lidmaatschap van de moslimbroederschap. De rechtbank concludeert echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor de autoriteiten in Egypte vanwege zijn politieke overtuiging. De rechtbank oordeelt dat de door eiser aangevoerde motieven onvoldoende zwaarwegend zijn om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte. De rechtbank wijst erop dat eiser in het verleden meerdere keren zonder problemen Egypte heeft kunnen in- en uitreizen en dat zijn uitingen in Nederland niet getuigen van een sterke politieke overtuiging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10835

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 6 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 februari 2025 aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Chaker als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Egyptische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1965. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in 2011 en 2013 heeft meegedaan aan demonstraties. In die tijd is hij zich gaan herkennen in de politieke standpunten van de moslimbroederschap. Eiser is door klanten en door zijn familie beschuldigd van zijn lidmaatschap van de moslimbroederschap en bedreigd dat dit bij de politie zou worden gemeld. De algemene situatie in Egypte en de bedreigingen zijn voor eiser de reden geweest om te vertrekken.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende geloofwaardig geachte asielmotieven: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) de dreigingen door zijn familieleden en 3) zijn politieke overtuiging.
3.1.
Op grond van de geloofwaardige motieven kan eiser volgens verweerder echter niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag worden aangemerkt. Redengevend daarvoor is dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor de autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door zijn uitingen in het verleden in Egypte problemen heeft ondervonden of dat hij zich in de toekomst politiek wenst te uiten en hierdoor in de negatieve aandacht komt te staan. Eisers uitingen in Nederland gaan niet over Egypte en getuigen niet van een sterke politieke overtuiging. Eiser is ook meerdere malen Egypte in- en uitgereisd zonder problemen. Uit zijn sociale media blijkt ook niet dat hij in de negatieve aandacht van de autoriteiten of derden staat of komt te staan. Ook zijn de geloofwaardige motieven onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [2] Redengevend daarvoor is dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor zijn familie. Omdat eiser pas drie dagen nadat hij Nederland is ingereisd asiel heeft aangevraagd, concludeert verweerder dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het besluit van verweerder. Het besluit van verweerder is onvoldoende gemotiveerd en gebaseerd op onzorgvuldig onderzoek. Op basis van WBV 2024/12 voldoet eiser aan het risicoprofiel voor Egypte, omdat hij in Egypte heeft deelgenomen aan demonstraties. Dit heeft verweerder miskend. Daarnaast is verweerder onvoldoende ingegaan op de zienswijze van eiser en heeft verweerder de algemene mensenrechtensituatie in Egypte onvoldoende betrokken in zijn beoordeling. Uit de overgelegde brief van VluchtelingenWerk Nederland blijkt dat leden en aanhangers van de moslimbroederschap in Egypte worden gezien als terroristen. De reizen van eiser naar Turkije en zijn langdurig verblijf in Nederland zijn voor de Egyptische autoriteiten een indicatie voor zijn betrokkenheid bij de moslimbroederschap.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser zijn vrees voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging niet aannemelijk heeft gemaakt.
6.1.
Verweerder heeft er op kunnen wijzen dat ten aanzien van de uitingen van eiser in Egypte niet is gebleken dat de Egyptische autoriteiten daarvan op de hoogte zouden moeten zijn of waarom ze eiser daarom zouden willen vervolgen. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser in deze demonstraties slechts een zeer kleine rol heeft vervuld en dat deze demonstraties zeer groot waren. Ook heeft verweerder daarbij kunnen betrekken dat de uitingen van eiser niet getuigen van een sterke politieke overtuiging. Eiser is in 2013/2014 gestopt met demonstreren, in 2014/2015 gestopt met het delen van kritiek en heeft sindsdien vier video’s gepost op TikTok. Verder heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser Egypte heeft verlaten in 2019 en dat de autoriteiten hem in de vier jaar na zijn laatste uitingen niet zijn komen zoeken. Daarbij is ook van belang dat eiser van zijn neef heeft gehoord dat hem niks strafrechtelijks boven het hoofd hangt. Ook is eiser in de periode na zijn laatste uitingen meerdere malen Egypte in- en uitgereisd en is hij in 2019 Egypte legaal uitgereisd zonder problemen. De stelling dat de reizen naar Turkije voor de Egyptische autoriteiten een indicatie zijn voor betrokkenheid bij de moslimbroederschap heeft eiser niet onderbouwd.
6.2.
Ten aanzien van de uitingen van eiser op sociale media heeft verweerder erop kunnen wijzen dat niet gebleken is dat de Egyptische autoriteiten daarvan op de hoogte zouden moeten zijn of dat deze uitingen problemen zouden veroorzaken. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat hoewel eiser dreigende reacties heeft gekregen, niet is gebleken wie deze heeft geplaatst of waarom hieruit zou volgen dat hij in de gaten wordt gehouden. Eiser heeft ook geen onderzoek gedaan naar de reden dat zijn facebookpagina’s en TikTokpagina zijn geblokkeerd. Uit de overgelegde screenshots is dit ook niet gebleken.
6.3.
Ten aanzien van de uitingen van eiser in Nederland heeft verweerder erop kunnen wijzen dat deze niet getuigen van een sterke politieke overtuiging. Eiser heeft zich in Nederland niet politiek geuit over Egypte en gaat niet naar demonstraties over Egypte. Ook is niet gebleken dat hij zelf een demonstratie zou organiseren over Egypte.
6.4.
Verweerder heeft ook voldoende betrokken hoe eiser zijn politieke overtuiging zou willen uiten bij terugkeer. Eiser heeft in zijn verklaringen niet aangegeven zijn politieke overtuiging bij terugkeer naar Egypte te willen uiten, ondanks dat dit meermaals aan hem is gevraagd. De enkele stelling in de zienswijze dat hij weldegelijk uiting wil geven aan zijn politieke overtuiging bij terugkeer, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Eiser heeft deze stelling verder niet onderbouwd door te benoemen op welke manier hij dit zou willen doen, hoe hij dit voor zich ziet, waarom hij zich zou willen uiten en op welke termijn.
7. Voor zover eiser heeft willen betogen dat hij als politiek opposant tot een risicoprofiel behoort en dat verweerder dat mee had moeten nemen in de beoordeling, is dat onvoldoende gemotiveerd. Paragraaf C2/12.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) merkt voor Egypte als risicoprofielen onder andere politieke opposanten/activisten aan. Eisers politieke overtuiging wordt wel geloofd maar het is onvoldoende onderbouwd waarom eiser als politiek opposant/activist gezien moet worden. Hierbij heeft verweerder op de zitting kunnen tegenwerpen dat eisers deelname aan demonstraties in 2013/2014 en het delen van kritiek via sociale media in 2014/2015 onvoldoende is. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om eiser te zien als politieke opposant/activist waardoor verweerder dit ook niet in zijn beoordeling mee heeft hoeven nemen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.
8.1.
Verweerder heeft daarbij kunnen concluderen dat eiser de vrees voor zijn familie vanwege de bedreigingen niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser na de bedreigingen van zijn broer en schoonzus zonder problemen vanuit Turkije terug naar Egypte heeft kunnen reizen. Eiser heeft ook aangegeven dat ze de dreigementen niet hebben waargemaakt en dat hij in Nederland geen dreigementen meer heeft ontvangen. Het is onduidelijk gebleven welke dreigementen eiser na 2019 zou hebben ontvangen. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat indien eiser in 2019 is bedreigd en dat onduidelijk is waarom hij hierdoor problemen zou krijgen, aangezien dit vijf jaar na de laatste keer dat eiser zich kritisch heeft geuit en vijf jaar na zijn vertrek uit Egypte heeft plaatsgevonden. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vreest voor zijn broers omdat zij hem wilden laten oppakken vanwege een civiel probleem. Daarbij is ook van belang dat eiser van zijn neef heeft gehoord dat hem niks strafrechtelijks boven het hoofd hangt.
8.2.
Verweerder heeft daarbij ook kunnen concluderen dat eiser de vrees voor de autoriteiten vanwege zijn lange verblijf buiten Egypte niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij kunnen tegenwerpen dat de eerdere ondervraging van eiser na zijn terugkeer uit Libanon inmiddels meer dan 25 jaar geleden is. Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat hiervoor volgens het Algemeen Ambtsbericht Egypte uit 2021 geen indicaties zijn. Eiser is legaal uitgereisd en heeft een paspoort. Uit het Ambtsbericht blijkt niet dat de duur van het verblijf in het buitenland van invloed is op de inreisprocedure. Eiser heeft ook niet verduidelijkt in welk opzicht de informatie in de brief van VluchtenlingenWerk Nederland verschilt van het Ambtsbericht dat verweerder heeft betrokken bij de beoordeling van de aanvraag.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Drageljević, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en artikel 30b, eerste
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000.