ECLI:NL:RBDHA:2025:12177
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met intrekking verblijfsvergunning
Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, een Nigeriaanse man, had zijn verblijfsvergunning in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel ingetrokken gezien door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 6 december 2023 besloten om de verblijfsvergunning in te trekken en de aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning naar 'humanitair niet-tijdelijk' afgewezen. Na bezwaar van de verzoeker bleef de minister bij zijn besluit, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 19 juni 2025 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde, mr. T. Bruinsma. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. Ö. Sari. Tijdens de zitting is het onderzoek gesloten. De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL24.49214), waarin het beroep ongegrond werd verklaard en het bestreden besluit in stand werd gelaten. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en werd het verzoek van de verzoeker afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. A.G.D. Overmars, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.