6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft gedurende een periode van anderhalf jaar een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in bezit gehad, vervaardigd, verspreid, verworven en aangeboden en heeft daarvan een gewoonte gemaakt.
Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en zij worden geacht de emotionele gevolgen van seksueel contact zelfstandig niet voldoende te kunnen overzien. De verdachte heeft door het verzamelen van kinderpornografische afbeeldingen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie en verspreiding van kinderporno en hierdoor meegewerkt aan het misbruik en de exploitatie van de betrokken minderjarigen. Het was de verantwoordelijkheid van de verdachte als meerderjarige om ervoor te zorgen dat de minderjarigen de afbeeldingen niet hadden gemaakt en niet aan hem hadden gestuurd. Hij heeft ze er echter juist toe bewogen dat wel te doen. Daarnaast heeft hij actief contact gehad met ten minste één ander persoon om kinderpornografisch beeldmateriaal uit te wisselen. Daarmee heeft hij het kinderpornografisch materiaal ook verspreid. Het behoeft geen betoog dat dergelijk misbruik een ernstige inbreuk vormt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, dat dit zeer nadelige gevolgen kan hebben in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade bij de desbetreffende kinderen en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling.
De verdachte heeft bij de vervaardiging van een deel van het aangetroffen kinderpornografisch materiaal twee dertienjarige meisjes ertoe bewogen foto’s en video’s van hun ontblote lichamen aan hem toe te zenden, terwijl zij seksuele handelingen bij zichzelf verrichtten, door te doen alsof hij een leeftijdsgenoot van hen was. Hij heeft hen misleid over zijn ware identiteit, zodat zij niet in volledige vrijheid hebben kunnen beslissen over de keuze om zichzelf op een dergelijke seksuele manier voor een camera aan de verdachte te tonen. Bovendien waren zij er niet van op de hoogte dat de verdachte hen op die momenten opnam om de beelden op een later moment terug te kunnen kijken. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft voorts een aantal afbeeldingen in bezit gehad waarop seksuele handelingen tussen dieren en kinderen te zien zijn. Niet alleen is het voor de betrokken kinderen zeer schadelijk om aan dergelijke situaties te moeten deelnemen, maar ook de dieren zijn misbruikt en geëxploiteerd ten behoeve van een onzedelijke behoeftebevrediging van personen. Ook dat weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 mei 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van
13 december 2024, waaruit volgt dat sprake is van een forse verstandelijke beperking en van een matig recidiverisico. De reclassering omschrijft de verdachte als beperkt leer- en behandelbaar. De reclassering zet vraagtekens bij de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Eveneens zet de reclassering vraagtekens bij de detentiegeschiktheid van de verdachte. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden en behouden van een dagbesteding, het vermijden van kinderporno en controle van digitale gegevensdragers.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een rapport van de behandelend orthopedagoog over de verdachte van 8 oktober 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte een IQ van rond de 63 heeft en dat zijn emotionele ontwikkelingsniveau vergelijkbaar is met dat van een kind van zes tot achttien maanden oud.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte heeft weliswaar een forse verstandelijke beperking, maar de rechtbank kan niet vaststellen of dat invloed heeft gehad op het plegen van het bewezenverklaarde feit nu daarover geen gedragskundige rapportage is verschenen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de verdachte slechts beperkt kan inzien waarom zijn handelen strafbaar was en wat de gevolgen zijn van zijn gedrag. Daar staat tegenover dat de verdachte gewiekst genoeg was om minderjarige meisjes te misleiden over onder meer zijn leeftijd om op die manier contact met hen te leggen, om hen heimelijk op te nemen en om beelden van zijn computer te verwijderen om te voorkomen dat iemand die zou ontdekken.
De verdachte heeft op vrijwillige basis reeds concrete stappen ondernomen om te voorkomen dat hij in de toekomst weer in dergelijk seksueel overschrijdend gedrag vervalt en hij heeft het afgelopen anderhalf jaar niet gerecidiveerd. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsadvies dat voortzetting van de behandeling bij De Waag, met extra begeleiding door ASVZ en de oplegging van bijzondere voorwaarden, is geïndiceerd. Dit neemt de rechtbank mee in haar oordeel. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf ook rekening houden met de kwetsbaarheid van de verdachte zoals die in de reclasseringsrapportage en tijdens het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Alhoewel overtreding van artikel 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gelet op artikel 22b Sr in beginsel bestraft dient te worden met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zal de rechtbank dat in deze zaak niet doen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval, gelet op de problematiek en de persoon van de verdachte, oplegging van een aanzienlijke taakstraf naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met vergaande bijzondere voorwaarden passend en geboden is. De verdachte heeft door zijn verstandelijke beperking kennelijk een gebrekkig inzicht in de ontoelaatbaarheid van zijn handelen. Hij heeft, zo blijkt uit de aanwezige rapportages, een extern moreel kompas nodig dat hem blijvend wijst op wat mag en wat niet mag. Met hulp van De Waag en ASVZ is hij nu juist hiermee aan de slag gegaan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ook al zou die slechts één dag betreffen, zou de positieve lijn die de verdachte heeft ingezet onderbreken en de rechtbank acht dat op dit moment onverenigbaar met een evenwichtige straftoemeting en derhalve ongewenst. De rechtbank benadrukt dat zij hiermee overigens niets wil afdoen aan de ernst en de impact van verdachtes handelen.
Strafoplegging
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 150 dagen passend en geboden, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank zal aan die voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. Hierbij houdt de rechtbank rekening met de langere aanloop die de verdachte vanwege zijn beperking nodig zal hebben bij het volgen van een behandeling.
Ten slotte acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, daarnaast de oplegging van een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
7. De inbeslaggenomen voorwerpen