ECLI:NL:RBDHA:2025:12183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
09/147815-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het maken van een gewoonte van het bezit en verspreiden van kinderporno, waarbij hij in de periode van 7 juni 2022 tot en met 16 november 2023 in totaal 2487 afbeeldingen in zijn bezit had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deze afbeeldingen heeft verkregen via verschillende gegevensdragers en communicatiediensten. De seksuele gedragingen op de afbeeldingen betroffen onder andere het betasten van minderjarigen en het uitvoeren van seksuele handelingen door en met minderjarigen, waaronder ook dieren.

Tijdens de zitting op 25 juni 2025 heeft de officier van justitie bewezenverklaring gevorderd, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 150 dagen, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, omdat dit niet in overeenstemming zou zijn met een evenwichtige straftoemeting, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft ook besloten tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen gegevensdragers, waarop strafbaar materiaal was aangetroffen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/147815-24
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.E. Buiting naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het ten laste gelegde feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek 15Tragus met het nummer PL1500-2023243557, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 168).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 9 april 2024 (p. 151-163);
2. Het proces-verbaal Beschrijving kinderpornografisch materiaal, opgemaakt op
3 april 2024 (p. 89-95), inclusief bijlagen I tot en met III (p. 96-106);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 maart 2024 (p. 115-120), inclusief bijlagen (p. 121-126);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 maart 2024 (p. 135-138);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 april 2024 (p. 110-111);
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 maart 2024 (p. 113-114).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte geen bewijsverweer gevoerd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis heeft de rechtbank de volledige bewezenverklaring in de bijlage II opgenomen en aan dit vonnis gehecht.
Kortgezegd houdt de bewezenverklaring in dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte zich in de periode van 7 juni 2022 tot en met 16 november 2023 schuldig heeft gemaakt aan het maken van een gewoonte van het verspreiden, aanbieden, vervaardigen, verwerven en het in bezit hebben van (in totaal 2487) kinderpornografische afbeeldingen, waartoe hij zich de toegang heeft verschaft via verschillende gegevensdragers en met gebruikmaking van communicatiediensten. De seksuele gedragingen op de aangetroffen afbeeldingen bestonden kortgezegd uit het betasten van billen, borsten en geslachtsdelen en het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van en door minderjarigen. Op een aantal afbeeldingen is te zien dat minderjarigen oraal worden gepenetreerd door een dier, door een dier aan hun geslachtsdeel worden gelikt, dan wel dat de minderjarige het geslachtsdeel van een dier in de mond neemt. Ook waren op een aantal afbeeldingen minderjarigen te zien terwijl zij poseerden in seksuele houdingen en/of zichzelf ontkleedden waarbij nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, billen en/of borsten in beeld werden gebracht. Ten slotte is op enkele afbeeldingen te zien dat een (stijve) penis bij het gezicht en/of lichaam van een minderjarige wordt gehouden en/of dat er bij en op het lichaam wordt gemasturbeerd of geëjaculeerd.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 151 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in matigende zin dient te worden afgeweken van de richtlijnen en oriëntatiepunten, omdat de verdachte een verstandelijke beperking heeft en hij nooit eerder in aanraking is gekomen met justitie. Daarnaast is inmiddels redelijk wat tijd verstreken sinds de inval van de politie, zonder dat de verdachte heeft gerecidiveerd. De verdachte is naar de huisarts gegaan en volgt nu vrijwillig een behandeling bij De Waag.
Voorts heeft de raadsman verzocht om bij oplegging van een straf rekening te houden met de omstandigheid dat op de computer van de verdachte bijna een half miljoen afbeeldingen zijn aangetroffen, maar dat nog geen half procent daarvan strafbaar materiaal betrof en dat het strafbare materiaal voor een groot deel bestond uit afbeeldingen van de meisjes die in de tenlastelegging worden genoemd. Al met al heeft de raadsman verzocht om een straf op te leggen conform de vordering van de officier van justitie. Daarbij heeft de raadsman opgemerkt een proeftijd van twee jaren passend te achten, maar zich niet te verzetten tegen de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van drie jaren.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft gedurende een periode van anderhalf jaar een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in bezit gehad, vervaardigd, verspreid, verworven en aangeboden en heeft daarvan een gewoonte gemaakt.
Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en zij worden geacht de emotionele gevolgen van seksueel contact zelfstandig niet voldoende te kunnen overzien. De verdachte heeft door het verzamelen van kinderpornografische afbeeldingen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie en verspreiding van kinderporno en hierdoor meegewerkt aan het misbruik en de exploitatie van de betrokken minderjarigen. Het was de verantwoordelijkheid van de verdachte als meerderjarige om ervoor te zorgen dat de minderjarigen de afbeeldingen niet hadden gemaakt en niet aan hem hadden gestuurd. Hij heeft ze er echter juist toe bewogen dat wel te doen. Daarnaast heeft hij actief contact gehad met ten minste één ander persoon om kinderpornografisch beeldmateriaal uit te wisselen. Daarmee heeft hij het kinderpornografisch materiaal ook verspreid. Het behoeft geen betoog dat dergelijk misbruik een ernstige inbreuk vormt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, dat dit zeer nadelige gevolgen kan hebben in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade bij de desbetreffende kinderen en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling.
De verdachte heeft bij de vervaardiging van een deel van het aangetroffen kinderpornografisch materiaal twee dertienjarige meisjes ertoe bewogen foto’s en video’s van hun ontblote lichamen aan hem toe te zenden, terwijl zij seksuele handelingen bij zichzelf verrichtten, door te doen alsof hij een leeftijdsgenoot van hen was. Hij heeft hen misleid over zijn ware identiteit, zodat zij niet in volledige vrijheid hebben kunnen beslissen over de keuze om zichzelf op een dergelijke seksuele manier voor een camera aan de verdachte te tonen. Bovendien waren zij er niet van op de hoogte dat de verdachte hen op die momenten opnam om de beelden op een later moment terug te kunnen kijken. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft voorts een aantal afbeeldingen in bezit gehad waarop seksuele handelingen tussen dieren en kinderen te zien zijn. Niet alleen is het voor de betrokken kinderen zeer schadelijk om aan dergelijke situaties te moeten deelnemen, maar ook de dieren zijn misbruikt en geëxploiteerd ten behoeve van een onzedelijke behoeftebevrediging van personen. Ook dat weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 mei 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van
13 december 2024, waaruit volgt dat sprake is van een forse verstandelijke beperking en van een matig recidiverisico. De reclassering omschrijft de verdachte als beperkt leer- en behandelbaar. De reclassering zet vraagtekens bij de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Eveneens zet de reclassering vraagtekens bij de detentiegeschiktheid van de verdachte. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden en behouden van een dagbesteding, het vermijden van kinderporno en controle van digitale gegevensdragers.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een rapport van de behandelend orthopedagoog over de verdachte van 8 oktober 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte een IQ van rond de 63 heeft en dat zijn emotionele ontwikkelingsniveau vergelijkbaar is met dat van een kind van zes tot achttien maanden oud.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte heeft weliswaar een forse verstandelijke beperking, maar de rechtbank kan niet vaststellen of dat invloed heeft gehad op het plegen van het bewezenverklaarde feit nu daarover geen gedragskundige rapportage is verschenen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de verdachte slechts beperkt kan inzien waarom zijn handelen strafbaar was en wat de gevolgen zijn van zijn gedrag. Daar staat tegenover dat de verdachte gewiekst genoeg was om minderjarige meisjes te misleiden over onder meer zijn leeftijd om op die manier contact met hen te leggen, om hen heimelijk op te nemen en om beelden van zijn computer te verwijderen om te voorkomen dat iemand die zou ontdekken.
De verdachte heeft op vrijwillige basis reeds concrete stappen ondernomen om te voorkomen dat hij in de toekomst weer in dergelijk seksueel overschrijdend gedrag vervalt en hij heeft het afgelopen anderhalf jaar niet gerecidiveerd. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsadvies dat voortzetting van de behandeling bij De Waag, met extra begeleiding door ASVZ en de oplegging van bijzondere voorwaarden, is geïndiceerd. Dit neemt de rechtbank mee in haar oordeel. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf ook rekening houden met de kwetsbaarheid van de verdachte zoals die in de reclasseringsrapportage en tijdens het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Alhoewel overtreding van artikel 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gelet op artikel 22b Sr in beginsel bestraft dient te worden met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zal de rechtbank dat in deze zaak niet doen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval, gelet op de problematiek en de persoon van de verdachte, oplegging van een aanzienlijke taakstraf naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met vergaande bijzondere voorwaarden passend en geboden is. De verdachte heeft door zijn verstandelijke beperking kennelijk een gebrekkig inzicht in de ontoelaatbaarheid van zijn handelen. Hij heeft, zo blijkt uit de aanwezige rapportages, een extern moreel kompas nodig dat hem blijvend wijst op wat mag en wat niet mag. Met hulp van De Waag en ASVZ is hij nu juist hiermee aan de slag gegaan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ook al zou die slechts één dag betreffen, zou de positieve lijn die de verdachte heeft ingezet onderbreken en de rechtbank acht dat op dit moment onverenigbaar met een evenwichtige straftoemeting en derhalve ongewenst. De rechtbank benadrukt dat zij hiermee overigens niets wil afdoen aan de ernst en de impact van verdachtes handelen.
Strafoplegging
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 150 dagen passend en geboden, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank zal aan die voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. Hierbij houdt de rechtbank rekening met de langere aanloop die de verdachte vanwege zijn beperking nodig zal hebben bij het volgen van een behandeling.
Ten slotte acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, daarnaast de oplegging van een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
7. De inbeslaggenomen voorwerpen
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 4 genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte de inbeslaggenomen goederen graag terug zou willen hebben mede gelet op zijn vlogactiviteiten. De raadsman realiseert zich echter ook dat op alle inbeslaggenomen gegevensdragers strafbaar materiaal is aangetroffen en refereert zich zodoende aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Het betreffen de gegevensdragers waarop het strafbare materiaal bij de verdachte is aangetroffen. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) dagen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat die
straf niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij reclassering Leger des Heils op het adres Binckhorstlaan 287–A, 2516 BC te ’s-Gravenhage, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling blijft stellen van De Waag, centrum voor ambulante forensische GGZ, of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek;
- gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten ASVZ of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van een vaste dagbesteding en/of vrijetijdsbesteding die bijdraagt aan het voorkomen van delictgedrag, met een vaste structuur;
- gedurende de proeftijd vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van het seksueel getint communiceren met minderjarigen, het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen;
- meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd en verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de veroordeelde kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de veroordeelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
geeft opdracht aan het Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 genoemde voorwerpen, te weten een computer (PL1500-2023243557-G3049274), een telefoontoestel van het merk Samsung (PL1500-2023243557-G3049270), een tablet van het merk Lenovo (PL1500-2023243557-G3049267) en een harde schijf van het merk Toshiba (PL1500-2023243557-G3049257).
Dit vonnis is gewezen door
mr. dr. B.J. van de Griend, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Stevers en mr. D.D. Jongen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2025.