ECLI:NL:RBDHA:2025:12194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: beoordeling van interstatelijk vertrouwensbeginsel en onevenredige hardheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Marokkaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft de zaak op 18 juni 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De minister had de aanvraag op 2 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend in Spanje, Luxemburg en Duitsland, en Nederland had op 5 maart 2025 een terugnameverzoek aan Spanje gedaan, dat op 26 maart 2025 werd aanvaard.
De rechtbank overweegt dat de minister terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn eerdere uitzettingen naar Marokko door de Spaanse autoriteiten een structureel probleem vormen in het Spaanse asielsysteem. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag onverplicht aan zich had hoeven trekken, omdat de door eiser aangevoerde omstandigheden geen onevenredige hardheid opleveren. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft, zonder vergoeding van proceskosten voor eiser.