ECLI:NL:RBDHA:2025:12207
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging handhavingsprocedure na gegrond beroep tegen last onder dwangsom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. de Buck-Hartman, en het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk, vertegenwoordigd door mr. D. Kruk. Eiser had een last onder dwangsom opgelegd gekregen om een schutting te verwijderen of te verlagen. Na een tussenuitspraak op 13 maart 2025, waarin het college de gelegenheid kreeg om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen, heeft het college op 22 april 2025 een nieuw besluit genomen. Eiser heeft hierop gereageerd, maar de rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek op 27 mei 2025 gesloten. De rechtbank oordeelde dat het college in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handhavend optrad zonder objectieve rechtvaardiging en dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde zowel het eerste als het tweede bestreden besluit, herroepte het primaire besluit en droeg het college op het griffierecht en de proceskosten aan eiser te vergoeden.