4.99.De aannemer vordert € 700,- (exclusief btw) voor het vlinderen van de vloer in de berging.
4.100. De opdrachtgever heeft verschuldigdheid van deze post gemotiveerd weersproken. Volgens de opdrachtgever is de vloer van de berging onderdeel van de overeenkomst en de begroting, en hoort het vlinderen (het afwerken van gestort beton) daar bij. Bovendien betwist de opdrachtgever dat hij een opdracht heeft gegeven voor aanvullende werkzaamheden.
4.101. De rechtbank overweegt als volgt. De aannemer heeft deze post niet onderbouwd, anders dan met verwijzing naar de factuur. Hiertegenover staat dat de opdrachtgever verschuldigdheid van deze post naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd heeft weersproken. Deze post zal daarom worden afgewezen.
Post 11 (meerprijs levering natuursteen)
4.102. De aannemer vordert € 1.432,14 (exclusief btw) vanwege de meerprijs van de levering van natuursteen.
4.103. De opdrachtgever heeft betwist dat de natuursteen door de aannemer is geleverd. De aannemer heeft geen nadere onderbouwing gegeven van haar stelling dat zij de natuursteen heeft geleverd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Deze post zal daarom worden afgewezen.
Post 12 (opruimen en afvoeren verpakkingsmaterialen, container en arbeidskosten)
4.104. De aannemer vordert € 2.475,- (exclusief btw) voor het opruimen en afvoeren van verpakkingsmaterialen van onderaannemers, de container en arbeidskosten.
4.105. De opdrachtgever heeft betwist dat sprake is van meerwerk. Volgens de opdrachtgever zijn dit algemene werkzaamheden die geacht worden tot de vaste aanneemsom te behoren. Bovendien maakt de huur van de container onderdeel uit van de begroting, aldus de opdrachtgever.
4.106. De rechtbank overweegt als volgt. De aannemer heeft deze post niet onderbouwd, anders dan met verwijzing naar de factuur. Hiertegenover staat dat de opdrachtgever verschuldigdheid van deze post gemotiveerd heeft weersproken. Bij gebrek aan nadere onderbouwing van de aannemer, die ontbreekt, zal deze post worden afgewezen.
Post 13 (plaatsen van muur en kozijn in de kelder)
4.107. De aannemer vordert € 1.412,- (exclusief btw) voor het plaatsen van een muur en kozijn in de kelder.
4.108. De opdrachtgever heeft verschuldigdheid van deze post betwist. Volgens de opdrachtgever is het plaatsen van muren en kozijnen onderdeel van de overeenkomst.
4.109. De rechtbank overweegt als volgt. De aannemer heeft deze post niet onderbouwd, anders dan met verwijzing naar de factuur. Hiertegenover staat dat de opdrachtgever verschuldigdheid van deze post gemotiveerd heeft weersproken. Bij gebrek aan nadere onderbouwing van de aannemer, die ontbreekt, zal deze post worden afgewezen.
Post 14 (plaatsen van drainage onder de keuken)
4.110. De factuur vermeldt ‘
Plaatsen van drainage onder de keuken om het water in de kruipruimte te laten afvoeren’. Hierbij wordt echter geen bedrag vermeld. Reeds om deze reden kunnen de voornoemde werkzaamheden naar het oordeel van de rechtbank niet tot een toewijsbare meerwerkvordering leiden. Bovendien heeft de opdrachtgever gemotiveerd weersproken dat sprake is van meerwerk. De vordering zal worden afgewezen.
Post 15 (kraan en grondwerker, pvc)
4.111. De aannemer vordert € 2.210,- (exclusief btw) in verband met kraan en grondwerker, pvc.
4.112. De opdrachtgever heeft dit onderdeel onweersproken gelaten. De vordering zal daarom worden toegewezen (€ 2.674,10, inclusief btw).
Meerwerkoverzicht; reeds gefactureerd met factuur 2021-181
4.113. De factuur bevat naast de voornoemde posten een bedrag van € 56.460,49 (exclusief btw) onder verwijzing naar ‘Meerwerkoverzicht’. Daarnaast bevat de factuur een creditbedrag van € 41.252,31, vanwege het reeds gefactureerde bedrag vanwege factuur [factuurnummer 2] .
4.114. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de aannemer aan de rechtbank en de opdrachtgever een kleurenkopie overhandigd van het meerwerkoverzicht dat zij ook als productie 6 bij de conclusie van antwoord in reconventie heeft overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de aannemer met dit overzicht en de nadere toelichting tijdens de zitting nog steeds onvoldoende duidelijk gemaakt waarom er naast de hierboven besproken posten, nog andere (meerwerk)posten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal dit onderdeel dan ook afwijzen.
Slotsom factuur [factuurnummer 1]
4.115. De conclusie van het voorgaande is dat de opdrachtgever een bedrag van
€ 2.674,10(inclusief btw) verschuldigd is aan de aannemer.
4.116. De opdrachtgever heeft een eis in reconventie ingesteld. Hij vordert onder meer betaling van een aantal minderwerkposten, vervallen posten en vertragingsschade.
Minderwerk schriftelijk overeengekomen?
4.117. De aannemer heeft zich op het standpunt gesteld dat minderwerk op grond van de Algemene Voorwaarden schriftelijk moet zijn overeengekomen. Volgens de aannemer is dit niet gebeurd en moeten de vorderingen van de opdrachtgever daarom worden afgewezen. Dit verweer wordt gepasseerd en de rechtbank licht dit als volgt toe.
4.118. De aannemer doet een beroep op artikel 8 lid 1 van de Algemene Voorwaarden. Deze bepaling luidt als volgt: “
Meer- en minderwerk wordt schriftelijk tussen de gebruiker en de wederpartij overeengekomen. De gebruiker is pas gebonden aan mondelinge afspraken na schriftelijke bevestiging hiervan aan de wederpartij of zodra hij - zonder tegenwerping van de wederpartij - met de uitvoering van deze afspraken is begonnen.”
4.119. De rechtbank oordeelt dat het maken van afspraken op schrift geen hard vereiste is. Op basis van artikel 8 lid 1 van de Algemene Voorwaarden kunnen immers ook mondelinge afspraken worden gemaakt. Verder heeft de aannemer (op onderdelen) minderwerk erkend en in facturen ook minderwerkposten verrekend. Van een strikt schriftelijkheidsvereiste is dan ook geen sprake.
Post 1 (lijm natuursteenstrips)
4.120. De opdrachtgever vordert € 1.050,28 in verband met minderwerk vanwege de verrekening van de aankoop van lijm voor natuursteenstrips. Volgens de opdrachtgever heeft hij de natuursteen-strips en de lijm zelf aangekocht, terwijl de kosten hiervan onderdeel waren van de aanneemsom. Volgens de opdrachtgever heeft de aannemer tijdens het overleg tussen partijen op 3 juli 2022 ermee ingestemd om een bedrag van € 1.050,28 in mindering te brengen op de aanneemsom.
4.121. De aannemer heeft betwist dat de opdrachtgever zelf de lijm heeft aangekocht. Volgens de aannemer heeft zij zelf de lijm gekocht voor een bedrag van € 1.050,28. Dit blijkt volgens de aannemer uit een factuur van The Flagstone Company van 2 maart 2022.
4.122. De rechtbank overweegt als volgt. De aannemer heeft een factuur in het geding gebracht van The Flagstone Company. De factuur is gedateerd 4 maart 2022. Blijkens deze factuur, die gericht aan de opdrachtgever (en niet aan de aannemer), heeft The Flagstone Company een bedrag van € 966 exclusief btw (€ 1.168,68, inclusief btw) in rekening gebracht voor de aankoop van cementgebonden lijm. Omdat deze factuur gericht is aan de opdrachtgever heeft de aannemer naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de opdrachtgever deze factuur betaald heeft. Het door de opdrachtgever gevorderde bedrag van
€ 1.050,28 (inclusief btw)aan minderwerk zal daarom worden toegewezen.
Post 2 (woningscheidende wand in kalkzandsteen)
4.123. De opdrachtgever heeft een minderwerkvordering ingesteld vanwege een wand in kalkzandsteen die is komen te vervallen. Volgens de opdrachtgever ligt het op de weg van de aannemer om inzichtelijk te maken hoe groot de besparing is.
4.124. De aannemer heeft erkend dat het vervallen van de woningscheidende wand minderwerk heeft opgeleverd. Volgens de aannemer heeft zij dit reeds verrekend met meerwerk, maar zij heeft dit niet onderbouwd. De vordering ter hoogte van
€ 824,73 (inclusief btw)zal daarom worden toegewezen
Post 3 (vervallen wand woonkamer bij openhaard)
4.125. De opdrachtgever vordert minderwerk vanwege een vervallen wand in de woonkamer bij de openhaard. Volgens de opdrachtgever ligt het op de weg van de aannemer om inzichtelijk te maken hoe groot de besparing is.
4.126. De aannemer heeft verschuldigdheid van deze post betwist. Volgens de aannemer heeft de opdrachtgever deze wand zelf geregeld.
4.127. De rechtbank overweegt als volgt. De opdrachtgever heeft deze vordering onderbouwd met een enkele verwijzing naar de plattegrond. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende, gelet op de betwisting van de aannemer. De rechtbank zal deze vordering daarom afwijzen.
Minderwerkpost 4 (vervallen taatsdeuren tussen hal en woonkamer)
4.128. De opdrachtgever vordert € 3.002,88 (inclusief btw) in verband met minderwerk vanwege vervallen taatsdeuren tussen de hal en de woonkamer.
4.129. De opdrachtgever stelt dat hij de taatsdeuren door een andere partij heeft laten plaatsen en dat ze daarom uit de opdracht zijn komen te vervallen.
4.130. De aannemer heeft dit minderwerk erkend. Zij heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het minderwerk reeds is verrekend met meerwerk. Nu de aannemer dit niet inzichtelijk heeft gemaakt, zal de rechtbank hieraan voorbij gaan. De vordering van
€ 3.002,88 (inclusief btw)zal daarom worden toegewezen.
Post 5 (minder gerealiseerd tegelwerk)
4.131. De opdrachtgever vordert € 5.505,50 (inclusief btw) in verband met minder gerealiseerd tegelwerk.
4.132. Volgens de opdrachtgever is het aanbrengen van tegelwerk een stelpost die voor € 65,- (exclusief btw) per m2 op de begroting stond en zijn partijen bij de begroting uitgegaan van 116 m2. De post bedroeg daarom € 10.345,62 (exclusief btw). Volgens de opdrachtgever is slechts 46 m2 tegelwerk uitgevoerd, waardoor hij voor 70 m2, oftewel € 5.505,50 (inclusief btw) gecompenseerd dient te worden.
4.133. De aannemer heeft de juistheid van de berekening van de opdrachtgever erkend. Een bedrag van
€ 5.505,50 (inclusief btw)aan minderwerk zal daarom worden toegewezen.
Post 6 (factuur [naam 4] )
4.134. De opdrachtgever vordert € 1.136,47 (inclusief btw) in verband met de factuur van [naam 4] .
4.135. De opdrachtgever heeft gesteld dat de constructeur op verzoek van de aannemer en de loodgieter aanpassingen heeft gemaakt aan de begane grondvloer. Hiervoor heeft de constructeur op 25 oktober 2021 een factuur gestuurd aan de opdrachtgever, die de opdrachtgever heeft betaald. De opdrachtgever heeft aangevoerd dat de kosten voor rekening van de aannemer moeten komen, omdat de wijze waarop het werk gemaakt zou gaan worden, bekend was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. De opdrachtgever verwijst naar een e-mail van 9 december 2021, waarin hij schrijft dat partijen de aanpassing dat de installatie naar de kelder werd verplaatst al waren overeengekomen tijdens het afronden van de overeenkomst met de loodgieter. Ook schrijft de opdrachtgever dat partijen later overeen zijn gekomen om de vloer te veranderen naar een breedplaatvloer, zodat de leidingen ingestort konden worden.
4.136. De aannemer heeft verschuldigdheid van deze post betwist. Volgens de aannemer is de technische ruimte van het bijgebouw op verzoek van de opdrachtgever verplaatst naar de kelder. De aannemer verwijst in dit verband naar een e-mail van de opdrachtgever van 12 april 2021. In deze e-mail schrijft de opdrachtgever hij op 18 maart 2021 met de aannemer heeft besproken om, ter voorkoming van rendementsverlies, de installatie ten behoeve van de warmteopwekking te verplaatsen naar de kelder in plaats van de vliering van het bijgebouw.
4.137. De rechtbank overweegt als volgt. De opdrachtgever heeft feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat partijen reeds in maart 2021, nog voor het sluiten van de overeenkomst, hebben afgesproken dat de installatie van de warmteopwekking naar de kelder zou worden verplaatst. Kennelijk heeft de constructeur hierdoor aanpassingen in de vloer moeten maken. de aannemer heeft enkel verwezen naar een e-mail van 21 april 2021 en zij heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen, waaruit blijkt dat na het sluiten van de overeenkomst aanvullende werkzaamheden zijn overeengekomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de factuur van [naam 4] voor de rekening van de aannemer komt.
4.138. De vordering van de opdrachtgever van
€ 1.136,47 (inclusief btw)zal worden toegewezen.
Post 7 (vervallen grondwerk uitgraven fundering)
4.139. De opdrachtgever vordert € 2.449,36 (inclusief btw) vanwege vervallen grondwerk voor het uitgraven van de fundering.
4.140. De aannemer heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van minderwerk. Volgens de aannemer is het grondwerk voor de fundering wel degelijk uitgevoerd. Het zand dat reeds was gestort, was namelijk nog niet op de juiste hoogte voor de fundering. De aannemer heeft in dit kader een foto in het geding gebracht, waaruit volgens haar blijkt dat het zand is afgevlakt.
4.141. De rechtbank overweegt als volgt. De opdrachtgever heeft enkel gesteld dat het grondwerk voor het uitgraven van de fundering is komen te vervallen, zonder nadere motivering. De aannemer heeft, onder verwijzing naar een foto, gemotiveerd weersproken dat deze werkzaamheden zijn komen te vervallen. De opdrachtgever heeft op zijn beurt de juistheid van deze foto niet weersproken. De rechtbank meent daarom dat de opdrachtgever, gelet op de gemotiveerde betwisting van de aannemer, onvoldoende heeft onderbouwd dat het grondwerk voor het uitgraven van de fundering is komen te vervallen. De vordering van de opdrachtgever zal worden afgewezen.
Post 8 (vervallen poeren bijgebouw)
4.142. De opdrachtgever vordert € 530,78 (inclusief btw) vanwege een vervallen poeren bijgebouw.
4.143. De aannemer heeft erkend dat het poerenbijgebouw is komen te vervallen, maar zij heeft gemotiveerd weersproken dat dit minderwerk oplevert. Volgens de aannemer is er in plaats van het bijgebouw een fundering gemaakt en een vloer. Ook is de ruimte volgens de aannemer gevuld met zand om op de juiste hoogte te komen en is er een afwateringsput geplaatst.
4.144. De rechtbank overweegt als volgt. De aannemer heeft gemotiveerd betwist dat er sprake is van minderwerk als gevolg van het vervallen van het poeren bijgebouw. Nu de opdrachtgever tijdens de mondelinge behandeling niet heeft betwist dat hier andere werkzaamheden voor in de plaats zijn gekomen, zal de vordering van de opdrachtgever worden afgewezen.
Post 9 (vervallen ladderopgang en netten steiger)
4.145. De opdrachtgever vordert € 1.526,84 (inclusief btw) vanwege de vervallen ladderopgang en netten voor de steiger. Volgens de opdrachtgever zou de steiger volgens de begroting worden opgebouwd met ladderopgang en netten, maar zijn de ladderopgang en netten nooit geplaatst. Volgens de opdrachtgever zijn de netten niet apart gespecificeerd op de begroting en kan hij daarom geen bedrag aan het minderwerk te koppelen. De opdrachtgever vordert alleen het bedrag op de begroting van de vervallen ladderopgang van € 1.526,84.
4.146. De aannemer heeft betwist dat sprake is van minderwerk. Volgens haar zijn de ladderopgangen bij de steiger wel degelijk geplaatst. Anders zou het volgens de aannemer niet mogelijk zijn geweest om de steigers te gebruiken. Bovendien is het plaatsen van netten volgens de aannemer geen stelpost. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de aannemer toegelicht dat het aan de aannemer is om al dan niet netten om de steiger te doen, maar dat geen sprake is van minderwerk.
4.147. De rechtbank overweegt als volgt. De aannemer heeft gemotiveerd weersproken dat zij geen ladderopgang heeft geplaatst. Het gevorderde minderwerk zal worden afgewezen. Met betrekking tot de netten is hieraan geen bedrag gekoppeld op de begroting, en heeft de opdrachtgever geen bedrag gevorderd, dus ook hiervoor zal geen minderwerk worden toegewezen.
Post 10 (vervallen timmerwerk kap red cedar delen)
4.148. De opdrachtgever vordert € 8.145,94 (inclusief btw) vanwege vervallen timmerwerk van red cedar hout voor de kap.
4.149. De aannemer betwist dat het timmerwerk is komen te vervallen. Volgens de aannemer is het red cedar hout weliswaar komen te vervallen, maar is er ander materiaal voor in de plaats gekomen, namelijk UniPrime. De aannemer heeft een tekening van de kap in het beding gebracht waaruit blijkt dat UniPrime is gekozen en een factuur van de UniPrime.
4.150. De rechtbank overweegt als volgt. De aannemer heeft gemotiveerd weersproken dat het timmerwerk van de kap is komen te vervallen. Volgens haar is ander materiaal gebruikt, hetgeen door de opdrachtgever niet is betwist. Deze vordering van de opdrachtgever zal daarom worden afgewezen.
Post 11 (vervallen hardhouten plinten)
4.151. De opdrachtgever vordert € 2.788,26 (inclusief btw) vanwege vervallen hardhouten plinten.
4.152. De aannemer heeft erkend dat sprake is van minderwerk. Een bedrag van
€ 2.788,26 (inclusief btw)zal daarom worden toegewezen.
Post 12 (vervallen ingegraven mantelbuizen)
4.153. De opdrachtgever vordert € 1.224,68 (inclusief btw) vanwege vervallen ingegraven mantelbuizen.
4.154. De aannemer heeft betwist dat de ingegraven mantelbuizen zijn komen te vervallen. Volgens haar zijn de mantelbuizen wel degelijk ingegraven voor de invoeringen van de nutsvoorzieningen vanaf de bouwaansluitingen naar het woonhuis. Dit was volgens de aannemer noodzakelijk, en de buizen van het hek tot aan de bouwaansluiting zaten niet in de begroting, aldus de aannemer.
4.155. De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot de vervallen mantelbuizen. De opdrachtgever heeft gesteld dat de ingegraven mantelbuizen zijn vervallen, maar heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. Daartegenover staat een gemotiveerde betwisting van de aannemer. De vordering van de opdrachtgever zal daarom worden afgewezen.
Post 13 (vertragingsschade vanwege te late oplevering)
4.156. De opdrachtgever vordert € 10.500,- vanwege vertragingsschade wegens te late oplevering.
4.157. Volgens de opdrachtgever zijn partijen een fatale bouwtermijn overeengekomen van 25 weken en had het volledige werk eind mei 2022 volledig opgeleverd moeten zijn. De opdrachtgever stelt dat de aannemer het werk veertien weken te laat heeft opgeleverd. De opdrachtgever heeft bij e-mail van 19 juli 2022 aan de aannemer laten weten dat hij geconfronteerd wordt met extra kosten van € 750,- per week in verband met het doorlopen van de bouwstroom, het bouwwater, de koten van opslag, woonlasten en het ontbreken van de opbrengst van zonne-energie. De opdrachtgever vordert daarom betaling van € 10.500,- (14 x € 750,-) vanwege de te late oplevering van de woning.
4.158. De gevorderde vertragingsschade zal worden afgewezen. Zoals de aannemer terecht heeft aangevoerd bepaalt artikel 6 van de Algemene Voorwaarden dat overeengekomen termijnen nimmer fatale termijnen zijn. Bovendien heeft de aannemer er op gewezen dat in de overeenkomst is opgenomen dat de geplande periode onder voorbehoud is van tijdige levering van de benodigde materialen. De vordering van de opdrachtgever tot vergoeding van door hem gestelde vertragingsschade stuit hier op af.
Post 14 (extra kosten schilderwerk daklijsten dakkapellen)
4.159. De opdrachtgever vordert € 1.179,75 (inclusief btw) vanwege extra kosten in verband met schilderwerk aan de daklijsten van de dakkapellen.
4.160. Volgens de opdrachtgever heeft de aannemer de daklijsten bij de dakkapellen laten schilderen, terwijl de stand van het werk dit nog niet toeliet. De opdrachtgever stelt dat de daklijsten er vervolgens af moesten worden gehaald omdat de rietdekker niet akkoord was met de afmetingen van de daklijsten. Het schilderwerk moest daardoor op een later moment alsnog de aannemer worden. De opdrachtgever heeft dit in overleg met de aannemer laten doen door een eigen schilder. De aannemer heeft een kostenspecificatie van de schilder ter hoogte van € 1.179,75 in het geding gebracht.
4.161. De aannemer betwist dat zij een akkoord heeft gegeven aan de opdrachtgever om de daklijsten zelf te laten schilderen. Volgens haar is er enkel een akkoord bereikt over het schilderen van de buitenzijde van de kozijnen. Bovendien zat het schilderwerk niet in de opdracht, aldus de aannemer.
4.162. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals de aannemer terecht heeft aangevoerd, volgt uit de begroting dat schilderwerk niet in de opdracht is opgenomen. Deze vordering van de opdrachtgever zal daarom worden afgewezen.
Post 15 (extra kosten herstel schilderwerk hal)
4.163. De opdrachtgever vordert € 2.156,22 (inclusief btw) vanwege extra kosten voor het herstel van het schilderwerk in de hal.
4.164. Volgens de opdrachtgever heeft de aannemer pas na oplevering glas geplaatst, terwijl het schilderwerk in de hal toen al uitgevoerd was. Bij deze werkzaamheden is het schilderwerk in de hal, maar ook van de luifel, beschadigd geraakt. De opdrachtgever stelt dat hij dit in overleg met de aannemer heeft laten herstellen door de schilder. De opdrachtgever heeft in dit kader een factuur overgelegd van Joyfull Onderhoud B.V. ter hoogte van € 2.367,97. Volgens de opdrachtgever heeft de schilder de factuur op verzoek van de aannemer rechtstreeks aan de aannemer verzonden.
4.165. De aannemer betwist verschuldigdheid van deze kosten. Volgens haar komt de omstandigheid dat de opdrachtgever een niet ter zake deskundige schilder heeft ingeschakeld, voor zijn eigen rekening en risico. De schilder had de hal reeds geschilderd vóór oplevering van de woning, terwijl bij de opleverpunten was geconstateerd dat het stucwerk niet akkoord was.
4.166. De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot de kosten voor het herstel van het schilderwerk. De aannemer heeft niet weersproken dat het schilderwerk in de hal en van de luifel is beschadigd door het plaatsen van het glas. Ook heeft de aannemer niet weersproken dat de opdrachtgever dit in overleg met haar heeft laten herstellen door een schilder. Ook heeft de aannemer de juistheid van de factuur niet betwist. De vordering van
€ 2.156,22 (inclusief btw)zal daarom worden toewezen.
Post 16 (hoge energiekosten)
4.167. De opdrachtgever vordert vergoeding van hoge energiekosten, vanwege het ontbreken van werkende regeltechniek. De hoogte van de vordering is pro memorie.
4.168. De aannemer betwist verschuldigdheid van de energiekosten. Volgens de aannemer blijkt uit een e-mailbericht van het [bedrijfsnaam 2] dat de opdrachtgever op 16 augustus 2022 niet wist hoeveel zonnepanelen hij wilde hebben. Ook waren omvormers (materiaal voor zonnepanelen) niet op voorraad. Vanaf het moment dat alles was geplaatst en aangesloten zijn de zonnepanelen gaan werken.
4.169. De rechtbank overweegt als volgt. De opdrachtgever heeft de omvang van de schade niet gesteld. Bovendien heeft de aannemer betwist dat sprake is van schade. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Slotsom posten 1 tot en met 16
4.170. Uit hetgeen onder randnummer 4.120 tot en met 4.169 is overwogen volgt dat een bedrag van
€ 16.464,34zal worden toegewezen in verband met Post 1, Post 2, Post 4, Post 5, Post 6, Post 11 en Post 15. Dit bedrag zal worden verrekend met het door de aannemer gevorderde meerwerk en de door de aannemer gevorderde opleveringstermijn
Slotsom verschuldigde bedragen; verrekening
4.171. De slotsom van het voorgaande is dat partijen over en weer de volgende bedragen verschuldigd zijn:
Zoals hierboven in randnummer 4.80 overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de opdrachtgever een bedrag van €
12.507,09is verschuldigd aan de aannemer uit hoofde van factuur [factuurnummer 2] ;
Zoals hierboven in randnummer 4.90 overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de opdrachtgever een bedrag van €
9.447,35is verschuldigd aan de aannemer uit hoofde van factuur [factuurnummer 3] ;
Zoals hierboven in randnummer 4.115 overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de opdrachtgever een bedrag van €
2.674,10is verschuldigd aan de aannemer uit hoofde van factuur [factuurnummer 1] ;
Zoals hierboven in randnummer 4.170 overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de aannemer een bedrag van €
16.464,34is verschuldigd aan de opdrachtgever vanwege minderwerk en extra kosten.
4.172. De rechtbank zal deze bedragen verrekenen, waarna een bedrag van
€ 8.164,20, door de opdrachtgever aan de aannemer te betalen, resteert.
Contractuele rente of wettelijke rente?
4.173. De aannemer vordert op grond van artikel 15 lid 4 van de Algemene Voorwaarden betaling van de contractuele rente tot en met 24 oktober 2024. Daarnaast vordert de aannemer vermeerdering van de hoofdsom met de contractuele rente, althans de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 25 oktober 2024.
4.174. De opdrachtgever heeft zich op het standpunt gesteld dat het beding, in artikel 15 lid 4 van de Algemene Voorwaarden, onredelijk is. Dit verweer zal worden gepasseerd en de rechtbank licht dit als volgt toe.
4.175. De bepaling van artikel 15 lid 4 van de Algemene Voorwaarden luidt als volgt: “
In voornoemde situatie geldt voor de consument een vertragingsrente ter grootte van 6% op jaarbasis, tenzij de wettelijke rente hoger is. In dat geval geldt de wettelijke rente.” De rechtbank merkt op dat de wettelijke rente voor niet-handelstransacties met consumenten vanaf 1 januari 2024 7% was, en vanaf 1 januari 2025 6%. De wettelijke rente is dus in 2024 hoger dan de contractuele rente, zoals vastgelegd in artikel 15 lid 4 van de Algemene Voorwaarden, en in 2025 gelijk aan de contractuele rente. Daarom zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen. De rente zal worden toegewezen van de datum van de dagvaarding (5 november 2024).
Buitengerechtelijke kosten
4.176. De aannemer maakt daarnaast aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Hij baseert deze vordering op grond van artikel 15 lid 6 van de Algemene Voorwaarden. Het gevorderde bedrag is € 1.845,98.
4.177. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen, maar op een andere grondslag en voor een lager bedrag. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De aannemer heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De vordering is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.021,29,gelet op het in conventie toe te wijzen bedrag van € 24.628,54 (€ 12.507,09 + € 9.447,35 + € 2.674,10). De rechtbank wijst daarom een bedrag van € 1.021,29 toe.
Vorderingen tot nakoming van de overeenkomst
4.178. De opdrachtgever vordert dat de aannemer wordt veroordeeld om de ontbrekende energiegroep in de meterkast aan te (laten) leggen.
4.179. De aannemer heeft gemotiveerd weersproken dat er een elektragroep ontbreekt. Volgens de aannemer zijn partijen bij de aanneemsom uitgegaan van vijftien groepen, maar zijn er in werkelijkheid zeventien groepen geplaatst. Als de opdrachtgever extra groepen wenst, levert dit volgens de aannemer meerwerk op. De opdrachtgever heeft aanvullende producties in het geding gebracht, waaruit volgens hem volgt dat er meer groepen zijn aangebracht en dat er nog één reservegroep ontbreekt.
4.180. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de aannemer naar voren gebracht dat de opdrachtgever bij onderaannemer [bedrijfsnaam 2] een korting heeft bedongen voor de elektra en dat het aantal groepen dat de opdrachtgever en de onderaannemer zijn overeengekomen, is geleverd. De opdrachtgever heeft hier tegenin gebracht dat hij juist een korting is overeengekomen met de aannemer en dat er één groep te weinig is gerealiseerd ten opzichte van de offerte van de elektricien.
4.181. De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat er zeventien groepen zijn geplaatst. In de door de opdrachtgever overgelegde groepenverklaring van [bedrijfsnaam 2] wordt uitgegaan van achttien groepen. De aannemer heeft de juistheid van deze offerte niet betwist. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat er nog één groep ontbreekt. De aannemer zal daarom worden veroordeeld om de ontbrekende groep te (laten) plaatsen.
Verkleurd hang- en sluitwerk; scheurvorming metselwerk poort
4.182. De opdrachtgever heeft daarnaast herstel gevorderd van twee garantiepunten: het verkleurde hang- en sluitwerk en de scheurvorming in het metselwerk bij de poort.
4.183. De aannemer heeft een beroep gedaan op opschorting met betrekking tot deze garantiepunten. Zij meent dat de opdrachtgever eerst het nog niet betaalde deel van de opleveringstermijn moet betalen. Zoals de rechtbank hiervoor onder randnummer 4.90 heeft toegelicht, zal de opdrachtgever worden veroordeeld om het resterende deel van de opleveringstermijn te betalen. Het opschortingsverweer van de aannemer zal daarom worden gepasseerd.
4.184. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de vorderingen tot herstel van beide garantiepunten zullen worden toegewezen.
4.185. Met betrekking tot het hang- en sluitwerk, stelt de rechtbank het volgende voorop. De opdrachtgever heeft middels een e-mail melding gemaakt van het feit dat het deurbeslag op de buitendeuren verkleurt en er af bladdert. De aannemer heeft vervolgens nieuw deurbeslag besteld en voorgesteld om – na afwikkeling van de lopende zaken (bedoeld wordt: deze procedure) – een afspraak te maken om de werkzaamheden in te plannen (zie e-mail van [naam 3] van 14 januari 2025, productie 32 van de opdrachtgever). De rechtbank leest hierin een erkenning van de aannemer dat zij gehouden is deze werkzaamheden uit te voeren. De vordering zal daarom worden toegewezen.
4.186. Met betrekking tot de scheurvorming in het metselwerk bij de poort geldt dat de opdrachtgever op 14 juni 2024 hiervan melding heeft gemaakt. Volgens de opdrachtgever heeft de aannemer hier niet op gereageerd. Dit is door de aannemer niet weersproken. Nu de scheurvorming niet door de aannemer is betwist, zal de vordering tot herstel worden toegewezen.
Revisietekeningen, meetrapporten, bedienings- en onderhoudsvoorschriften
4.187. De opdrachtgever vordert dat de aannemer alle revisietekeningen, meetrapporten, bedienings- en onderhoudsvoorschriften met documentatie van de toegepaste apparatuur aan hem verstrekt. De opdrachtgever heeft zijn vordering onderbouwd met een verwijzing naar de technische omschrijving van de [bedrijfsnaam 3] die hij bij akte eiswijziging in het geding heeft gebracht.
4.188. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de aannemer het standpunt ingenomen dat de revisietekeningen, meetrapporten en bedieningsvoorschriften geen opleverpunt zijn, omdat zij niet op de opleverlijst vermeld worden.
4.189. De rechtbank is van oordeel dat de opdrachtgever zijn vordering voldoende heeft onderbouwd door te verwijzen naar de technische omschrijving van [bedrijfsnaam 3] . De enkele betwisting van de aannemer dat de revisietekeningen, meetrapporten en bedieningsvoorschriften niet worden vermeld op de opleverlijst is in dit kader onvoldoende. Deze vordering zal worden toegewezen.
4.190. De opdrachtgever heeft bij de hiervoor besproken vorderingen tot nakoming een dwangsom gevorderd van € 100,- per dag(deel) dat de aannemer in verzuim blijft, met een maximum van € 10.000,-. De aannemer heeft geen verweer gevoerd tegen deze verschuldigdheid of omvang van de dwangsommen. De rechtbank ziet wel aanleiding de hoogte van de gevorderde dwangsommen te beperken tot een maximum van € 2.500,-. De dwangsommen zijn verschuldigd indien de aannemer niet binnen een maand na de vonnisdatum de voornoemde (garantie)punten heeft verholpen.
Proceskosten in conventie en in reconventie
4.191. De rechtbank zal de proceskosten compenseren omdat beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld.