In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en TUI Airlines Nederland B.V. [eiseres] vorderde een schadevergoeding van € 600,00 voor de vertraging van een vlucht op 3 juli 2022 van Amsterdam naar Curaçao, waarbij haar minderjarige kind ook meevloog. De vlucht had een vertraging van 4:02 uur en TUI had wel een vergoeding voor [eiseres] betaald, maar weigerde een vergoeding voor het minderjarige kind. [eiseres] had de vordering van haar kind aan zichzelf gecedeerd en stelde dat zij recht had op een vergoeding op basis van de EU-verordening 261/2004, die ook van toepassing is op minderjarige kinderen. TUI voerde verweer en stelde dat de minderjarige gratis had meegevlogen, omdat de vergoeding van € 60,00 die was betaald, betrekking had op administratiekosten en niet op een ticket voor de minderjarige. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] voldoende had aangetoond dat de minderjarige niet gratis had gevlogen, omdat de kosten van € 60,00 niet alleen betrekking hadden op administratiekosten, maar ook op de kosten van het vervoer. De vordering van [eiseres] werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. TUI werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.