Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser 1]
[eiser 2] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker, de Minister van Asiel en Migratie, die op 2 april 2025 een besluit heeft genomen waarin de aanvraag van de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard op basis van artikel 30a, eerste lid aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag van de dochter van verzoeker werd ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 juli 2025, waarbij verzoeker en zijn partner, bijgestaan door een tolk, aanwezig waren, evenals de gemachtigden van beide partijen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op 10 juli 2025 al een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (zaaknummer NL25.16305), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.