ECLI:NL:RBDHA:2025:12272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
NL25.16306
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker, de Minister van Asiel en Migratie, die op 2 april 2025 een besluit heeft genomen waarin de aanvraag van de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard op basis van artikel 30a, eerste lid aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag van de dochter van verzoeker werd ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 juli 2025, waarbij verzoeker en zijn partner, bijgestaan door een tolk, aanwezig waren, evenals de gemachtigden van beide partijen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op 10 juli 2025 al een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (zaaknummer NL25.16305), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16306

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser 1]

mede ten behoeve van zijn minderjarige dochter
[eiser 2] ,
verzoekers,
V-nummers: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

1. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 april 2025 de aanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid aanhef en onder d, van de Vw 2000. De aanvraag van verzoekers dochter is met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 juli 2025, tegelijk met het verzoek van zijn partner [1] op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de partner van verzoeker (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.16305, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaak NL25.16299.