ECLI:NL:RBDHA:2025:12286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
C/09/681931 / FA RK 25-1956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming school, verdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op het Marokkaanse consulaat in 2020 zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de hoofdverblijfplaats van de kinderen, zorgregelingen, en vervangende toestemming voor verhuizing en schoolinschrijving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen, die momenteel bij de vrouw verblijven. De vrouw heeft aangegeven dat zij wil verhuizen naar [plaats 2] voor haar welzijn, terwijl de man verzet aantekent tegen deze verhuizing, omdat hij vreest dat dit het contact met de kinderen zal verminderen. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen afgewogen en geconcludeerd dat de vrouw het grootste deel van de zorg voor de kinderen op zich neemt. De rechtbank heeft daarom de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald en haar vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [plaats 2] te verhuizen. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld die de zorg van de man voor de kinderen waarborgt, ondanks de verhuizing. De rechtbank heeft ook de verzoeken van beide partijen met betrekking tot het huurrecht van de echtelijke woning en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden behandeld. De rechtbank heeft besloten dat het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de man wordt toegewezen, en dat het saldo van de gezamenlijke bankrekening gelijkelijk tussen partijen moet worden verdeeld. De beslissing is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-1956
Zaaknummer: C/09/681931
Datum beschikking: 20 juni 2025

Scheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 11 maart 2025 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.S. Rabarison te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.E.M. Beijersbergen te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 11 april 2025 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 23 april 2025 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 15 mei 2025 van de zijde van de vrouw, met bijlage;
  • het bericht van 16 mei 2025 van de zijde van de man;
  • het bericht van 16 mei 2025 van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 22 mei 2025 van de zijde van de vrouw, met aanvullend verzoek.
Op 23 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de man met zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (Raad).
Door de advocaat van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [datum 1] 2020 op het Marokkaanse consulaat in [plaats 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2021 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2023 te [geboorteplaats] .
  • De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, zonder een verrekenbeding (koude uitsluiting).
  • Deze rechtbank heeft op 1 april 2025 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende dat de man gerechtigd is om de kinderen bij zich te hebben elke week van zondag 10.00 uur tot dinsdag naar het kinderdagverblijf in het geval van [minderjarige 1] en tot dinsdag 9.00 uur in het geval van [minderjarige 2] , waarbij de man de kinderen zondag om 10.00 uur bij de vrouw (die bij haar moeder te [plaats 2] verblijft) ophaalt en de vrouw [minderjarige 2] dinsdagochtend om 9.00 uur bij de man ophaalt en de vrouw [minderjarige 1] aan het einde van de dag bij het kinderdagverblijf ophaalt.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
  • vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat de kinderen bij de man zijn:
- in week 1: van vrijdag tot en met maandagochtend,
- in week 2: van donderdag tot en met vrijdag 17.00 uur, waarbij de ouder bij wie de kinderen het laatst verbleven ze naar de andere ouder brengt, en
- de helft van de vakanties en feestdagen;
  • verlening van vervangende toestemming om de kinderen in te schijven in de BRP van de gemeente [plaats 2] op het adres ( [postcode 1] ) te [plaats 2] aan de [adres 1] ;
  • verlening van vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven op de basisschool [schoolnaam 1] te ( [postcode 2] ) [plaats 2] aan de [adres 2] ;
  • vaststelling van kinderalimentatie van € 793,- per maand;
  • toedeling aan de man van het huurrecht van de echtelijke woning;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • primairvaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen op het adres van de echtelijke woning,
    subsidiairin het geval dat de vrouw niet in [plaats 3] gaat wonen, vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man;
  • vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , in die zin dat zij bij de man zullen zijn van zondag 10.00 uur tot woensdag 12.30 uur, waarbij in het geval dat beide ouders in [plaats 3] wonen het halen en brengen wordt verdeeld in die zin dat de ouder waar de kinderen het laatst verbleven ze naar de andere ouder brengt, en in het geval dat de man in [plaats 3] woont en de vrouw in [plaats 2] , de vrouw de kinderen bij de man dient op te halen en terug te brengen;
  • vaststelling van de verdeling van de vakanties en feestdagen zoals opgenomen in productie 21;
  • vaststelling van een contact-/zorgregeling voor de ongeboren baby:
- gedurende de eerste drie maanden na de geboorte zorgt de man voor de baby twee keer per week gedurende een uur bij de vrouw thuis. Deze momenten zullen in onderling overleg tussen partijen worden afgestemd;
- na deze drie maanden zal de baby op zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur bij de man verblijven, waarbij de vrouw het halen en brengen van de baby verzorgt;
- na deze drie maanden zal de baby van zondag 10.00 uur tot maandag 19.00 uur bij de man verblijven, waarbij de vrouw het halen en brengen van de baby verzorgt;
- na deze drie maanden (de baby is dan één jaar) zal voor de baby dezelfde regeling gelden als voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geldt;
  • verlening van vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven op de [schoolnaam 2] in [plaats 3] ;
  • verlening van vervangende toestemming om [minderjarige 2] in te schrijven op [kinderdagverblijf] in [plaats 3] ;
  • primairtoedeling van het huurrecht van de woning te ( [postcode 3] ) [plaats 3] aan de [adres 3] aan de vrouw onder bepaling daarbij dat de vrouw met ingang van 1 juni 2025 huurder van deze woning zal zijn en de uitdrukkelijke voorwaarde dat het de vrouw niet is toegestaan om de huurovereenkomst vervolgens op te zeggen,
subsidiairen uitsluitend in het geval dat de vrouw persisteert dat zij het huurrecht van deze woning niet wil hebben én de rechtbank de verzoeken van de vrouw tot vervangende toestemming tot verhuizing en inschrijving van [minderjarige 1] op de school in [plaats 2] toewijst, toedeling van het huurrecht aan de man;
- afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, door te bepalen dat het saldo van de en/of rekening bij de ABN Amro met rekeningnummer [rekeningnummer] op de peildatum bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt aan de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe. De rechtbank zal op grond van artikel 10:56 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ontvankelijkheid – ontbreken ouderschapsplan
Bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding is het wettelijk verplicht om een ouderschapsplan over te leggen. De ouders hebben dat niet gedaan.
De rechtbank stelt vast dat het de ouders niet is gelukt om op alle punten ten aanzien van de kinderen tot overeenstemming te komen. Daarom beoordeelt de rechtbank het verzoek tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming verhuizing
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken ten aanzien van de verhuizing en de hoofdverblijfplaats.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw verzoekt de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en zij verzoekt vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats 2] . Ter onderbouwing van haar verzoek brengt zij het volgende naar voren. De vrouw wil graag weg uit [plaats 3] voor haar eigen welzijn. In [plaats 3] voelt zij een enorme druk doordat zowel de man als zijn familie in de buurt van de echtelijke woning wonen. Zelf heeft de vrouw geen familie in [plaats 3] , in tegenstelling tot [plaats 2] , waar haar moeder woont. Ook heeft de vrouw al jaren een koopwoning in [plaats 2] , waar voldoende ruimte is voor de kinderen. De woning in [plaats 3] is een sociale huurwoning, waar de vrouw vanwege het feit dat zij een eigen koopwoning heeft, geen recht op heeft. Er is voor de vrouw geen alternatieve plek in [plaats 3] om te wonen. De vrouw stelt verder dat zij tot nu toe het grootste gedeelte van de zorgtaken op zich heeft genomen en dat zij dat wil blijven doen. Een verhuizing naar [plaats 2] en een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, doet volgens de vrouw niet af aan de continuïteit van de zorg die de man draagt. De afstand tussen [plaats 3] en [plaats 2] is goed te overbruggen en een zorgregeling kan dus ten uitvoer worden gebracht.
De man voert verweer tegen de vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats 2] , en verzoekt zelfstandig, indien het verzoek van de vrouw wel wordt toegewezen, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De man brengt naar voren dat hij wel degelijk een grote rol speelt in het leven van de kinderen en zorg draagt voor hen. Zou de vrouw met de kinderen verhuizen, dan betekent dat een vermindering in het contact tussen hem en de kinderen. Daarbij komt dat de kinderen zijn opgegroeid in [plaats 3] , in de buurt van familie, en daar dus aan gewend zijn. Een verandering van de hoofdverblijfplaats is niet in hun belang. De man verzoekt dan ook zelfstandig, dat als de vrouw wel zal verhuizen, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem op het adres van de echtelijke woning te bepalen.
Op grond van artikel 1:253a lid 2 aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, waaronder de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en of een ouder met kind(eren) mag verhuizen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht moeten nemen. Dat kan er onder omstandigheden toe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook het belang van het kind een overweging van de eerste orde moet zijn bij de te verrichten afweging van belangen. Bij de beoordeling van het verzoek van de vrouw zal de rechtbank onder andere de criteria meewegen die de Hoge Raad heeft vermeld in zijn arrest van 25 april 2008 (ELCI:NL:HR:2008:BC5901).
De rechtbank stelt voorop dat het duidelijk is dat de ouders niet meer met elkaar op één lijn liggen. Zij hebben beiden een heel ander beeld van hun huwelijk en de rol die zij speelden binnen de relatie. De rechtbank ziet dat zowel de man als de vrouw in staat is om goed voor de kinderen te zorgen. Daar zijn wat de rechtbank betreft geen zorgen. Er is sprake van partnerproblematiek. Aangezien de echtscheiding door de rechtbank wordt uitgesproken, zal een van partijen de echtelijke woning verlaten en ergens anders gaan wonen. De vraag die nu voorligt aan de rechtbank is waar de kinderen na de echtscheiding de hoofdverblijfplaats zullen hebben, en ook de vraag of zij met de vrouw mogen verhuizen naar [plaats 2] .
Om deze vragen te beantwoorden maakt de rechtbank een belangenafweging. Bij het maken van deze belangenafweging overweegt de rechtbank dat de vrouw in beginsel het recht heeft om in vrijheid haar leven opnieuw in te richten en samen met de kinderen een leven op te bouwen in [plaats 2] . Dit recht wordt echter begrensd door het belang van de kinderen om contact te hebben met hun vader, die in [plaats 3] woont en blijft wonen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de noodzaak voor de verhuizing en het belang van de vrouw hierbij voldoende gebleken. De vrouw heeft in [plaats 3] , los van de sociale huurwoning waar partijen gedurende het huwelijk in woonden, geen alternatieve woonruimte. In de (voormalig) echtelijke woning wil de vrouw niet blijven, en dit mag volgens haar ook niet. De echtelijke woning is namelijk een sociale huurwoning, en de vrouw bezit een koopwoning in [plaats 2] . Het huis in [plaats 2] is geschikt om met een heel gezin in te wonen en de vrouw zou per direct in het huis kunnen. De rechtbank overweegt dat het van de vrouw, gezien haar ervaringen en belevingen gedurende het huwelijk en daarna, niet gevergd kan worden dat zij zich (definitief) in [plaats 3] vestigt.
De rechtbank overweegt verder, dat ondanks dat zij ziet dat de man een behoorlijke rol speelt in het leven van de kinderen, het de vrouw is die voor het grootste gedeelte de zorg voor de kinderen droeg en draagt. De man is voor zijn werk regelmatig van huis, en kan daardoor niet [minderjarige 1] elke dag naar school brengen en ophalen. Het is daarom in het belang van de kinderen dat zij de hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben. De rechtbank vindt het dan ook in het belang van de kinderen dat zij met de vrouw mee verhuizen naar [plaats 2] . De rechtbank gaat niet mee in het standpunt van de man dat de kinderen in [plaats 3] geworteld zijn en daar dus moeten blijven. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen, kunnen zij zich gemakkelijk aanpassen aan een andere omgeving. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de vrouw op dit moment al enkele maanden in [plaats 2] woont bij haar moeder, met de kinderen. Ook zit [minderjarige 1] nog niet in [plaats 3] op school, en hij hoeft dus geen klasgenootjes achter te laten. Het is daarmee een geschikt moment voor een verhuizing.
De rechtbank begrijpt dat de verhuizing naar [plaats 2] tot gevolg heeft dat de man de kinderen een stuk minder zal zien. Door de baan van de man is er in het weekend niet veel tijd vrij om voor de kinderen te zorgen. Dat een weekendregeling voor de man niet mogelijk is, is voor de rechtbank echter geen reden om dan maar de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man te bepalen en een weekendregeling met de vrouw vast te stellen. De kinderen zijn het gewend dat de vrouw het grootste gedeelte van de zorg draagt, en het is de rechtbank niet (voldoende) duidelijk geworden dat de man doordeweeks dan wel in het weekend de tijd heeft om de zorg voor de kinderen grotendeels te dragen.
Gelet op dit alles, komt de rechtbank tot de conclusie dat het recht van de vrouw om haar leven opnieuw in te richten en samen met de kinderen een leven op te bouwen in [plaats 2] , op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de man om de kinderen in [plaats 3] te houden. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats 2] dan ook toewijzen. De rechtbank zal ook het verzoek van de vrouw tot wijziging van de hoofdverblijfplaats toewijzen, omdat het naar het oordeel van de rechtbank voldoende is vast komen te staan dat het de vrouw is die het grootste gedeelte van de zorg voor de kinderen op zich nam en neemt.
De rechtbank zal de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken van partijen tot vaststelling van een zorgregeling.
Inhoudelijke beoordeling
Nu de rechtbank heeft bepaald dat de kinderen samen met de vrouw mogen verhuizen naar [plaats 2] , zal er een zorgregeling met de man vastgesteld worden. De ideale situatie zou zijn, dat de ouders dicht bij elkaar zouden wonen, zodat aan een gelijkwaardig(er) ouderschap invulling gegeven kan worden. De vrouw wil zich echter niet vestigen in [plaats 3] , en de man kan en wil vanwege zijn werk niet weg uit [plaats 3] . Dit heeft consequenties voor de zorgregeling. De rechtbank begrijpt dat de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats 2] tot gevolg heeft dat het contact van de man met de kinderen zal worden beperkt. Vanwege het werk van de man, waarbij het zwaartepunt grotendeels in het weekend ligt, is het niet mogelijk een weekendregeling vast te stellen zoals door de vrouw is verzocht. Met de ouders en de Raad is daarom op de zitting uitvoerig gesproken en nagedacht over een alternatieve regeling, waarbij de man het contact met zijn kinderen behoudt. De Raad deed het voorstel om de kinderen gedurende de week op te splitsen. De vrouw ondersteunt dit idee. De rechtbank houdt hier rekening mee bij het bepalen van de definitieve zorgregeling.
Omdat [minderjarige 1] pas na de zomer na school gaat, zal de rechtbank twee verschillende zorgregelingen bepalen, te weten een zorgregeling tot aan september 2025, en een zorgregeling vanaf 1 september 2025.
Zorgregeling tot aan 1 september 2025
Naar wat de rechtbank begrijpt, zijn de kinderen op dit moment bij de man van zondag tot dinsdag. In afwijking van wat de voorzieningenrechter op 1 april 2025 heeft besloten, komt het ook wel eens voor dat de ouders in onderling overleg andere afspraken maken. Bijvoorbeeld dat de kinderen tot woensdag bij de man blijven. De rechtbank zal bij de zorgregeling die geldt tot 1 september 2025 aansluiten bij de eerder vastgelegde regeling, met een uitbreiding naar de woensdag. De kinderen zijn dus bij de man van zondagochtend 10.00 uur tot woensdag halverwege de dag, rond 12.00 uur. De man is verantwoordelijk voor het halen en brengen van de kinderen. Met deze zorgregeling draagt de man nog een aantal maanden een groot gedeelte van de zorg en wordt de vrouw, die binnenkort zal bevallen, deels daarin ontlast. De ouders zijn uiteraard vrij om in onderling overleg andere afspraken te maken.
Zorgregeling vanaf 1 september 2025
Voor de zorgregeling die geldt vanaf 1 september 2025 zal de rechtbank voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een andere regeling bepalen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen op de zondagochtend samen door de man opgehaald worden om 10.00 uur, en zij blijven dan de hele dag bij hem. Eind van de dag brengt de man [minderjarige 1] naar huis, zodat die op maandagochtend naar school kan in [plaats 2] . [minderjarige 2] blijft bij de man tot de woensdagochtend, en de vrouw zal haar dan daar ophalen. De man haalt op de woensdag [minderjarige 1] op uit school in [plaats 2] en is dan de hele middag met [minderjarige 1] . In de avond wordt [minderjarige 1] weer door de man teruggebracht naar de vrouw. Op het moment dat [minderjarige 2] vier wordt, en ook naar school zal gaan in [plaats 2] , zal voor haar dezelfde zorgregeling gelden als voor [minderjarige 1] .
De nieuwe baby
De rechtbank zal, anders dan door de man is verzocht, in de beslissing geen zorgregeling opnemen ten aanzien van de ongeboren baby. Wel overweegt de rechtbank dat, indien alles met de bevalling goed gaat, de volgende zorgregeling wenselijk zou zijn:
  • gedurende de eerste drie maanden kan de man voor de baby zorgen bij de vrouw thuis, op de momenten dat hij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] thuis brengt, dus op de zondagavond en de woensdagavond;
  • na deze drie maanden zal de baby op zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur bij de man zijn, waarbij de vrouw de baby naar de man brengt en de man de baby in de avond tegelijkertijd met [minderjarige 1] naar de vrouw brengt;
  • na deze drie maanden zal de baby van zondagochtend 10.00 uur tot maandag 19.00 uur bij de man zijn, waarbij de man de baby op zondag bij de vrouw ophaalt, en de vrouw de baby op maandagavond bij de man ophaalt;
Als de baby een jaar oud is, kan aangesloten worden bij de zorgregeling die voor [minderjarige 2] geldt.
Vakantie- en feestdagenregeling
De man heeft zelfstandig verzocht om een regeling vast te stellen voor de vakanties en feestdagen. De rechtbank zal dit verzoek toewijzen, en bepaalt daarbij dat voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dezelfde vakanties gelden, ook als [minderjarige 2] nog niet op school zit. De ouders zijn vrij om in onderling overleg tot een andere verdeling te komen.
Vervangende toestemming school en kinderopvang
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Aangezien de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het de verzoeken ten aanzien van de vervangende toestemming.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw verzoekt [minderjarige 1] in te schrijven op de basisschool [schoolnaam 1] in [plaats 2] . De man heeft zich niet inhoudelijk verweerd tegen de school in [plaats 2] , maar enkel tegen de verhuizing. De man heeft daarbij zelfstandig verzocht [minderjarige 1] in te schrijven op een school in [plaats 3] , en [minderjarige 2] op een kinderdagverblijf in [plaats 3] .
Nu de rechtbank de vrouw vervangende toestemming heeft verleend om naar [plaats 2] te verhuizen met [minderjarige 1] , is het in het belang van [minderjarige 1] dat hij wordt ingeschreven op een school in [plaats 2] . Aangezien door de man geen inhoudelijke bezwaren zijn geuit tegen de door de vrouw voorgestelde school, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen en vervangende toestemming verlenen voor de inschrijving van [minderjarige 1] op [schoolnaam 1] in [plaats 2] . Het zelfstandige verzoek van de man zal afgewezen worden, omdat de kinderen niet in [plaats 3] de hoofdverblijfplaats zullen hebben.
Kinderalimentatie
Zoals met partijen ter zitting is afgesproken, is het aanvullende verzoek van de vrouw tot vaststelling van een kinderalimentatie niet op de zitting behandeld. Het verzoek zal daarom aangehouden worden tot een nadere behandeling op zitting.
Huurrecht
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning aan een van de echtgenoten. Dit verzoek wordt volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw verzoekt het huurrecht van de echtelijke woning toe te delen aan de man. De man verzoekt daarentegen het huurrecht van de echtelijke woning toe te delen aan de vrouw.
De rechtbank zal, omdat de vrouw in [plaats 2] gaat wonen, het huurrecht van de voormalige echtelijke woning toedelen aan de man. Het verzoek van de vrouw en het subsidiaire zelfstandige verzoek van de man worden dus toegewezen. De rechtbank overweegt daarbij wel dat het nog maar de vraag is of de man en de vrouw gezien hun inkomens en het feit dat de vrouw een koopwoning heeft, wel recht hadden/hebben op een sociale huurwoning, en of de man hier in de toekomst dus wel blijven.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
Partijen zijn gehuwd op [datum 1] 2020 op het Marokkaanse consulaat in [plaats 1] en zij zijn op [datum 2] 2020 huwelijkse voorwaarden overeengekomen. Kort gezegd houden de huwelijkse voorwaarden in dat elke gemeenschap van goederen tussen de echtgenoten is uitgesloten.
Het huwelijk is gesloten na 1 januari 1992, zodat het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (HVV 1978) van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. Omdat partijen in hun huwelijkse voorwaarden een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht voor het Nederlands recht, is dat recht van toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
Inhoudelijke beoordeling
Het enige dat partijen gemeenschappelijk hebben is een bankrekening bij de ABN Amro, met rekeningnummer [rekeningnummer] . De man verzoekt te bepalen dat het saldo van deze rekening op de peildatum bij helfte wordt verdeeld. De vrouw heeft ter zitting bevestigd het hiermee eens te zijn. De rechtbank zal daarom overeenkomstig het verzoek van de man beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum 1] 2020 te [plaats 1] ;
*
verleent de vrouw vervangende toestemming, weke de toestemming van de man vervangt, om met de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2021 te [plaats 3] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2023 te [plaats 3] ,
te verhuizen naar de [adres 1] ( [postcode 1] ) te [plaats 2] ;
*
bepaalt dat de minderjarigen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat [minderjarige 1] bij de man zal zijn:
tot 1 september 2025
- iedere week op zondag van 10.00 uur tot woensdag 12.00 uur, waarbij de man haalt en brengt;

vanaf 1 september 2025:

  • iedere week op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de man haalt en brengt;
  • iedere woensdag uit school tot ’s avonds 19.00 uur, waarbij de man haalt en brengt;
en verklaart deze zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat [minderjarige 2] bij de man zal zijn:
tot 1 september 2025:
- iedere week op zondag van 10.00 uur tot woensdag 12.00 uur, waarbij de man haalt en brengt;

vanaf 1 september 2025:

- iedere week op zondag van 10.00 uur tot woensdagochtend, waarbij de man haar op zondagochtend bij de vrouw ophaalt, en de vrouw [minderjarige 2] op woensdag bij de man ophaalt;
en verklaart deze zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat ten aanzien van de minderjarigen de volgende vakantie- en feestdagenregeling zal gelden:
  • zomervakantie: in de even jaren de eerste drie weken bij de man, de laatste drie weken bij de vrouw, in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man;
  • krokusvakantie: reguliere zorgregelingen;
  • herfstvakantie: reguliere zorgregelingen;
  • kerstvakantie: in de even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man, in de oneven jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw;
  • meivakantie: in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw, in de oneven jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man;
  • Suikerfeest: in de even jaren tot 15.00 uur bij de vrouw en van 15.00 uur tot 21.00 uur bij de man, in de oneven jaren tot 15.00 uur bij de man en van 15.00 uur tot 21.00 uur bij de vrouw;
  • Offerfeest: in de even jaren tot 15.00 uur bij de vrouw en van 15.00 uur tot 21.00 uur bij de man, in de oneven jaren tot 15.00 uur bij de man en van 15.00 uur tot 21.00 uur bij de vrouw;
  • Verjaardagen: in de even jaren tot 15.00 uur bij de vrouw en van 15.00 uur tot 21.00 uur bij de man, in de oneven jaren tot 15.00 uur bij de man en van 15.00 uur tot 21.00 uur bij de vrouw;
en verklaart deze regeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
verleent de vrouw vervangende toestemming, welke de toestemming van de man vervangt, om [minderjarige 1] in te schrijven op de basisschool [schoolnaam 1] te ( [postcode 2] ) [plaats 2] aan de [adres 2] ;
*
bepaalt dat de man met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woonruimte te ( [postcode 3] ) [plaats 3] aan de [adres 3] ;
*
bepaalt dat het saldo van de en/of rekening bij de ABN Amro met rekeningnummer [rekeningnummer] op de peildatum bij helfte dient te worden verdeeld;
*
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de kinderalimentatieaan tot een nader te bepalen zitting;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. E.M. van Middelkoop als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 20 juni 2025.