ECLI:NL:RBDHA:2025:12317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
C/09/682549 / FA RK 25-2314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling zorgregeling en informatieregeling in een complexe echtscheidingszaak met beschuldigingen van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juni 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen de vader en de moeder van een minderjarig kind. De vader heeft verzocht om een zorgregeling vast te stellen, waarbij het kind elke week van vrijdag tot zondag bij hem zou verblijven. De moeder heeft verweer gevoerd en daarnaast zelfstandig verzoeken ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ernstige beschuldigingen van huiselijk geweld door de vader, die door de moeder zijn onderbouwd met diverse documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind, dat getuige is geweest van het huiselijk geweld. De rechtbank heeft besloten om de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken een onderzoek te verrichten naar de situatie en de omgangsregeling. Tevens is er een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder de vader elke drie maanden informatie over het kind moet verstrekken. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 15 december 2025, in afwachting van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2314
Zaaknummer: C/09/682549
Datum beschikking: 18 juni 2025

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 27 maart 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.P.A. Vos in Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Hayaty in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken;
  • het bericht van 20 mei 2025, namens de moeder.
Op 21 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De vader en de moeder zijn gehuwd op [datum 1] 2018.
  • Zij zijn de ouders van het nu nog minderjarige kind:
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • Bij beschikking van [datum 2] 2025 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en – voor zover hier van belang – bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder is.
  • De echtscheiding is nog niet ingeschreven in het daarvoor bestemde register.
  • Volgens de Basisregistratie personen hebben de vader en [minderjarige] in ieder geval de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft de Marokkaanse nationaliteit.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW):
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] bij de vader is iedere week van vrijdag 12.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt, dan wel een (opbouw) zorgregeling in goede justitie te bepalen;
  • een informatie- en consultatieregeling vast te stellen conform punt 28 en 29 van het verzoekschrift;
  • te bepalen dat de ouders worden verwezen naar (naar de rechtbank begrijpt) een traject voor parallel solo ouderschap,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig:
  • de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten een onderzoek te verrichten en te adviseren over de vraag in hoeverre omgang met de vader in het belang van [minderjarige] kan worden geacht, en of [minderjarige] over voldoende emotionele en psychische draagkracht beschikt om omgang aan te kunnen. Indien de Raad tot het oordeel komt dat omgang in het belang van [minderjarige] is, verzoekt de moeder ook te laten adviseren op welke wijze en in welk tempo deze omgang het beste vormgegeven kan worden;
  • indien de rechtbank van oordeel is dat het vastleggen van een informatie- en consultatieregeling wenselijk is, deze te beperken tot eenmaal per drie maanden,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Zorgregeling
Artikel 1:253a BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechter stelt op verzoek van de ouders of op verzoek van één van hen een zorgregeling vast. De rechtbank is er niet in geslaagd partijen te verenigen. De rechtbank neemt hierom een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Tijdens het huwelijk woonden de ouders in de gemeente [plaats 1] . Nadat de moeder bij de huisarts melding heeft gedaan van mishandeling door de vader, heeft de huisarts een melding bij Veilig Thuis gedaan. De moeder is samen met [minderjarige] eind januari 2023 in een vrouwenopvang in [plaats 2] geplaatst. Ook de opvang heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis, onder meer vanwege door de vader aan het adres van de moeder geuite doodsbedreigingen. Veilig Thuis heeft onderzoek gedaan en concludeert in een verslag van 13 april 2023 dat er sprake is geweest van huiselijk geweld en kindermishandeling, dat [minderjarige] getuige is geweest van het huiselijk geweld tussen zijn ouders, en dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging doordat er een aantasting is in de basisvoorwaarden voor het gevoel van veiligheid en hechting. Veilig Thuis heeft hulpverlening voor de moeder en ondersteuning bij de omgang met de vader ingezet en de zaak overgedragen aan het gebiedsteam [plaats 1] . Tijdens het verblijf van de moeder en [minderjarige] in de opvang was er sprake van een zorgregeling met de vader. In juni 2023 heeft een hulpverlener van de vrouwenopvang vanwege ernstige bedreigingen van de vader, waaronder doodsbedreigingen, in een risicoscreening aangegeven: “
de veiligheid voor mevrouw, zoon maar ook medewerkers en medebewoners is niet meer gegarandeerd gezien het aantal incidenten die toenemen in heftigheid en frequentie.” De moeder en [minderjarige] zijn toen overgeplaatst naar een – voor de vader geheime – opvanglocatie in het westen van het land. Op 19 februari 2024 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch het verzoek van de vader voor vaststelling van een zorgregeling bij voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat de ouders zich op dat moment al hadden aangemeld bij [instantie] . Sinds april 2024 woont de moeder zelfstandig en zij krijgt ambulante begeleiding voor onder andere het wekelijkse beeldbellen tussen de vader en [minderjarige] . Op 11 juli 2024 heeft de politie het Aware-beveiligingssysteem in werking gesteld voor de moeder, waarbij zij een alarmknop heeft gekregen die verbonden is met de persoon van de moeder en met de locatie waar zij zich bevindt. De moeder heeft verschillende aangiftes tegen de vader gedaan vanwege mishandeling, stalking en bedreiging. In februari 2025 heeft [instantie] de ouders laten weten dat zij geen hulpverlening meer kunnen bieden en heeft hen op de wachtlijst bij Rondom Jou geplaatst. Op 27 maart 2025 heeft het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan de moeder € 5.000,- uitgekeerd als tegemoetkoming. Het Schadefonds vermeldt daarbij dat de moeder slachtoffer is geworden van stelselmatig huiselijk geweld, vervolgd met belaging nadat de relatie eindigde. Op 17 april 2025 is in een verslag van KesslerPerspektief opgenomen dat de moeder met traumatherapie is gestart en dat door de nog aanwezige traumaklachten bij de moeder en een groot gevoel van onveiligheid in gesprek met de advocaat is besloten dat begeleide omgang nog niet ingezet kan worden.
De vader heeft aangevoerd dat sinds de overplaatsing van de moeder en [minderjarige] in juni 2023 geen fysieke omgang meer heeft plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de vader. De vader ontkent de moeder te hebben bedreigd en mishandeld. Volgens hem hebben de politie en andere instanties op basis van de onterechte beschuldigingen en onterechte aangiftes door de moeder protocollen gevolgd waardoor zij bijvoorbeeld een alarmknop heeft gekregen. Ook geeft de vader aan dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven tegemoetkomingen uitkeert op basis van enkele aangiftes, zonder dat er sprake is van een veroordeling.
De rechtbank heeft op basis van het bovenstaande grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . De rechtbank merkt daarbij op niet zomaar voorbij te kunnen gaan aan de beschuldigingen door de moeder nu de moeder deze met diverse documenten heeft onderbouwd en de vader daar alleen zijn ontkenning tegenover heeft gezet. De rechtbank kan echter ook niet zonder meer de moeder in haar redenering volgen, te meer nu er wel aangiftes tegen de man zijn gedaan, maar daar geen veroordelingen op zijn gevolgd. De rechtbank ziet een zeer zorgelijke situatie en acht zich al met al op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing over de omgang te kunnen nemen die in het belang van [minderjarige] is. Voordat een beslissing wordt genomen over zorgregeling, zal de rechtbank daarom de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken een onderzoek te doen en daarover rapport en advies uit te brengen. De rechtbank verzoekt de Raad om antwoord te geven op de volgende vragen:
  • is omgang in het belang van [minderjarige] ?
  • zo ja, heeft de moeder daar draagkracht voor?
  • als omgang in het belang van [minderjarige] is en de moeder heeft daar geen draagkracht voor, hoe kan haar draagkracht worden verhoogd?
  • als omgang in het belang van [minderjarige] is en de moeder heeft daar draagkracht voor, hoe zou de omgang moeten worden ingericht?
Voor zover de ouders op de wachtlijst van Rondom Jou staan kunnen zij daarop blijven staan. De rechtbank is echter van oordeel dat omgangsbegeleiding van Rondom Jou niet kan worden opgestart zolang het raadsonderzoek loopt.
In afwachting van het raadsrapport zal de rechtbank de beslissing met betrekking tot de zorgregeling pro forma aanhouden tot na te melden datum.
Informatie- en consultatieregeling
Op grond van artikel 1:253a lid 2 sub c BW kan de rechtbank in het geval van gezamenlijk gezag op verzoek van één van de ouders een informatie- en consultatieregeling vaststellen.
Volgens de vader wordt hij op geen enkele wijze geïnformeerd door de moeder over de ontwikkeling van [minderjarige] . Hij wil maandelijks een e-mail ontvangen met informatie. Daarnaast wil de vader zelfstandig contact kunnen hebben en onderhouden met eventuele hulpverlening bij [minderjarige] , de school, de opvang, de huisarts en de tandarts.
De moeder geeft aan dat zij vanwege haar veiligheid en de voorwaarden van de alarmknop geen contact mag opnemen met de vader en daarom geen uitvoering kan geven aan een informatie- en consultatieregeling. Daarnaast heeft de moeder bezwaar tegen het verzoek van de vader om zelfstandig contact met betrokken instanties te kunnen opnemen. Zij verblijft op een geheime locatie en dergelijke gegevens kunnen indirect een aanwijzing vormen voor haar verblijfplaats.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de door de moeder genoemde bezwaren, acht de rechtbank het wel belangrijk dat de vader geïnformeerd wordt over de ontwikkeling van [minderjarige] . De moeder heeft aangegeven draagkracht te hebben om de vader een keer per drie maanden te informeren, zodat de rechtbank dat zal vaststellen. Aangezien de moeder zich niet tegen de inhoud van de verzochte informatieregeling heeft verweerd, zal de rechtbank dat ook vaststellen. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van de moeder dat zij geen mogelijkheden ziet om de vader op een veilige manier te informeren. De moeder kan immers de e-mail via de advocaat van de moeder sturen of via een speciaal voor deze situatie aangemaakt e-mailadres.
Het verzoek van de vader om zelfstandig contact te kunnen opnemen met de instanties betrokken bij [minderjarige] zal de rechtbank, gelet op de legitieme bezwaren van de moeder, afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met als uitgangspunt de hiervoor omschreven vragen en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [telefoonnummer 1] (advocaat vader) en [telefoonnummer 2] / [telefoonnummer 3] (advocaat moeder);
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
15 december 2025 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen wijze;
*
bepaalt dat de moeder de vader elke drie maanden de volgende informatie over [minderjarige] zal sturen per e-mail, te beginnen vóór 1 juli 2025:
  • het verloop van de drie maanden;
  • of het kind ziek is geweest, wat hij dan had en of de moeder met hem naar de huisarts is geweest;
  • wat de kleding- en schoenmaat van het kind is;
  • hoe zijn ontwikkeling is op school, opvang en thuis;
  • hoe zijn ontwikkeling is in contacten met leeftijdsgenootjes;
  • hoe zijn ontwikkeling is op het gebied van de Nederlandse taal;
  • een recente foto,
en verklaart deze informatieregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de zorgregelingaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 18 juni 2025.