ECLI:NL:RBDHA:2025:12333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/09/677544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichtingen in een overeenkomst tot levering van amaryllisbollen

In deze zaak vordert La Clementine, een kweker van amaryllisbollen, betaling van een openstaand bedrag van € 357.175,54 van [gedaagde], die als opdrachtgever fungeert. La Clementine heeft facturen gestuurd voor geleverde bollen, maar [gedaagde] betwist de opeisbaarheid van het bedrag op basis van een betalingsafspraak en beweert dat La Clementine niet als een goed opdrachtnemer heeft gehandeld. De rechtbank heeft de procedure in detail behandeld, waarbij de feiten en omstandigheden zijn besproken, evenals de juridische argumenten van beide partijen. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] niet tijdig heeft geklaagd over de vermeende tekortkomingen van La Clementine en dat de vordering van La Clementine dus opeisbaar is. De rechtbank wijst de vordering van La Clementine toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/677544 / HA ZA 25-4
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
S.C.A. LA CLEMENTINEte Casablanca (Marokko),
eiseres,
hierna te noemen: La Clementine,
advocaat: mr. I.A. van Rooij,
tegen
[gedaagde] B.V.te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.A.J. Hendriks.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
La Clementine kweekt amaryllisbollen voor [gedaagde] en stuurt daarvoor facturen aan [gedaagde] . Inmiddels is een flinke betalingsachterstand ontstaan en La Clementine vordert in deze procedure betaling hiervan en betaling van rente en kosten. [gedaagde] is van mening dat La Clementine het openstaande bedrag niet kan opeisen vanwege een betalingsafspraak. Daarnaast is [gedaagde] van mening dat La Clementine niet heeft gehandeld als een goed opdrachtnemer, omdat er problemen zijn ontstaan met de bollen tijdens en na het teeltproces. Volgens La Clementine heeft [gedaagde] over de problemen niet tijdig geklaagd.
1.2.
Het vonnis is als volgt opgebouwd. De rechtbank noemt eerst welke stukken door partijen zijn ingediend en hoe de procedure is verlopen. Dan volgt een beschrijving van de feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn en waarover partijen het eens zijn. Vervolgens vat de rechtbank de vorderingen samen die zijn ingesteld. Daarna volgt de beoordeling van die vorderingen en de juridische argumenten die partijen over en weer naar voren hebben gebracht. Het vonnis wordt afgesloten met de beslissingen op de vorderingen.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 9 december 2024, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 9;
- het tussenvonnis van 12 maart 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte houdende overlegging producties van de zijde van La Clementine, met producties 11 tot en met 16;
- de akte indiening producties van de zijde van [gedaagde] , met producties 10 en 11.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2025. Mr. Van Rooij heeft pleitaantekeningen voorgelezen en overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen verder hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
2.3.
Tijdens de zitting heeft La Clementine verder haar eis gewijzigd in die zin dat zij betaling van een hoofdsom vordert van € 357.175,54 in plaats van betaling van een hoofdsom van € 381.379,96. Zij heeft toegelicht dat zij niet meer zoals aanvankelijk in de dagvaarding stond betaling vordert van bepaalde facturen, maar dat het haar gaat om betaling van het nog openstaande bedrag.
2.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben al jarenlang een zakelijke relatie met elkaar. La Clementine kweekt in opdracht van [gedaagde] amaryllisbollen in Marokko. [gedaagde] stuurt daartoe plantmateriaal, bestaande uit bollen, naar La Clementine. La Clementine plant dit in Marokko, teelt dit gedurende acht tot twaalf maanden en rooit dit. De bollen en knollen die zijn gerooid stuurt La Clementine naar [gedaagde] en het restant wordt weer opgekweekt.
3.2.
[gedaagde] betaalt La Clementine per vierkante meter teelt. La Clementine stuurt [gedaagde] daartoe facturen met daarop een betaaltermijn van 30 dagen. La Clementine verwerkt de betalingen van [gedaagde] op basis van FIFO (first in – first out), waarbij de oudste openstaande facturen als eerste worden afgeboekt. In 2022 zijn betalingsachterstanden ontstaan. Partijen hebben daarop afgesproken dat [gedaagde] de opgekweekte bollen voorafgaand aan verzending zou betalen en dat [gedaagde] bij elke factuur 10% extra zou betalen.
3.3.
Bij WhatsAppberichten van 31 mei 2022 heeft [gedaagde] aan La Clementine geschreven:
‘Biggest part is doing ok.’
‘Some major issues with the results from last year with bad yields and mix.’
‘Probably caused by the water quality as I found on my last visit.’
‘ [naam 1] is giving osmose water once a week now and it should be recovering by now.’
‘For the future desinfection is a concern that we need to find a solution for in the next two years.’
3.4.
Bij e-mail van 27 maart 2023 heeft La Clementine aan [gedaagde] geschreven dat zij bollen had die klaar waren om naar [gedaagde] te worden verzonden, maar ze niet verzond om niet bij te dragen aan het al grote bedrag dat [gedaagde] nog moest betalen.
3.5.
Op 23 oktober 2023 heeft La Clementine aan [gedaagde] de volgende WhatsAppberichten gestuurd:
‘Hello [naam 2] we had a strong wind yesterday’
‘Bulbs outside are mixed we can not plant them’
3.6.
Bij e-mail van 7 februari 2024 heeft [gedaagde] aan La Clementine geschreven dat ze moeite had om zich te houden aan de afspraak om bij elke factuur 10% extra te betalen. Volgens [gedaagde] kon zij € 41.000 betalen en dan zou het hele seizoen zijn betaald met uitzondering van de 10% extra.
3.7.
Bij brief van 6 november 2024 heeft [gedaagde] aan de advocaat van La Clementine geschreven, voor zover van belang:
‘De problemen die door [gedaagde] zijn aangekaart betroffen onder meer:
  • vermenging in partijen door La Clementine aan [gedaagde] geleverde bollen;
  • uitval en slechte groei door een veel te hoog zoutgehalte in het gietwater dat door La Clementine werd gebruikt;
  • veel te lange bewaring en dientengevolge veel te late verzending van bestelde bollen, waardoor deze niet langer verkoopbaar waren;
  • verlies van nagenoeg de hele voorraad bij La Clementine opgeslagen bollen, naar zeggen van La Clementine veroorzaakt door zware storm/noodweer, als gevolg waarvan deze niet langer geplant konden worden;
  • verlies van partijen nieuwe rassen.’
3.8.
Bij e-mails van 12 november 2024 en 19 november 2024 hebben de advocaten van La Clementine en [gedaagde] een forumkeuze voor de Nederlandse rechter en een rechtskeuze voor Nederlands recht gemaakt.

4.Het geschil

4.1.
La Clementine vordert, zo begrijpt de rechtbank, samengevat en na eiswijziging, dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan La Clementine van € 403.053,79, vermeerderd met wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 3 december 2024 en met proces- en nakosten.
4.2.
La Clementine legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] bloembollen heeft geteeld en over de periode van 22 augustus 2023 tot heden nog een bedrag van € 357.175,54 tegoed heeft. Verder is [gedaagde] tot en met 2 december 2024 een bedrag van € 42.196,35 aan rente en een bedrag van € 3.681,90 aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd aan La Clementine.
4.3.
[gedaagde] voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering en met veroordeling van La Clementine in de proceskosten, vermeerderd met de nakosten en wettelijke rente.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
La Clementine is een vennootschap naar buitenlands recht die is gevestigd in Marokko. Zij teelt in Marokko bloembollen voor [gedaagde] . Hierdoor heeft dit geschil een internationaal karakter, waardoor de rechtbank ambtshalve een oordeel moet geven over haar rechtsmacht en het recht dat dit geschil beheerst.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat zij bevoegd is, aangezien partijen dit zijn overeengekomen (artikel 25 lid 1 Brussel I bis-Verordening). [1]
5.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is, omdat partijen dat recht hebben gekozen (artikel 3 Rome I-verordening). [2]
5.4.
Tot slot dient te worden beoordeeld of het Weens Koopverdrag van toepassing is. Op grond van artikel 1 lid 1 sub b Weens Koopverdrag is het Weens Koopverdrag van toepassing op koopovereenkomsten betreffende roerende zaken tussen partijen die in verschillende Staten gevestigd zijn wanneer volgens de regels van internationaal privaatrecht het recht van een Verdragsluitende Staat, zoals hier Nederlands recht, van toepassing is. Op grond van artikel 3 lid 1 Weens Koopverdrag staan met koopovereenkomsten gelijk overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen roerende zaken, tenzij de partij die de zaken bestelt een wezenlijk deel van de voor de vervaardiging of voortbrenging benodigde grondstoffen moet verschaffen.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt de uitzondering van artikel 3 lid 1 van het Weens Koopverdrag ertoe dat het Weens Koopverdrag in dit geval niet van toepassing is. De overeenkomst tussen partijen kan namelijk niet worden gelijkgesteld met een koopovereenkomst. Hoewel sprake is van een overeenkomst tot levering van door La Clementine voort te brengen bloembollen, moet [gedaagde] hiervoor een wezenlijk deel van de benodigde grondstoffen verschaffen. [gedaagde] verschaft immers kleine bollen aan La Clementine, die deze opkweekt tot grotere bollen.
Opeisbaarheid vordering
5.6.
Niet in geschil is dat [gedaagde] een betalingsachterstand heeft van € 357.175,54. [gedaagde] betwist dat de vordering van La Clementine opeisbaar is. Zij wijst op de afspraak dat zij de opgekweekte bollen voorafgaand aan de verzending zou betalen en dat zij ter aflossing van de (destijds bestaande) betalingsachterstand 10% extra zou betalen.
5.7.
La Clementine is van mening dat met deze afspraak geen afstand is gedaan van de opeisbaarheid van het nog openstaande bedrag. La Clementine heeft toegelicht dat zij deze afspraak heeft voorgesteld zodat [gedaagde] geleidelijk haar betalingsachterstand kon inlopen.
5.8.
Betwijfeld kan worden of voor het betalen van 10% extra een termijn is bepaald waardoor La Clementine wordt belet dat eerdere nakoming wordt gevorderd in de zin van artikel 6:39 Burgerlijk Wetboek (BW). Het is niet duidelijk wanneer [gedaagde] die 10% precies moest betalen. Maar zelfs als ervan wordt uitgegaan dat een termijn is bepaald, mocht [gedaagde] redelijkerwijs niet verwachten dat deze afspraak inhield dat deze zou blijven gelden in de situatie dat zij zich er niet aan hield. Uit het schema dat [gedaagde] heeft overgelegd blijkt dat zij in de periode vanaf november 2023 geen 10% extra heeft betaald. [gedaagde] heeft verder bij e-mail van 7 februari 2024 laten weten dat zij het hele seizoen niet 10% extra kon betalen. Zij kan daarom niet staande houden dat de afspraak op de door haar gewenste manier moet worden uitgelegd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de vordering van La Clementine niet opeisbaar is.
Tekortkoming nakoming
5.9.
[gedaagde] voert verder aan dat La Clementine is tekortgeschoten in de nakoming van de zorg van een goed opdrachtnemer. [gedaagde] heeft de betalingsverbintenissen daarom opgeschort en zij beroept zich op ontbinding. De rechtbank zal hierna ingaan op de vier gebreken die [gedaagde] stelt.
1. Vermenging bollen
5.10.
[gedaagde] heeft gesteld dat in het seizoen 2021/2022 vermenging is ontstaan. La Clementine voert daartegenover aan dat het plantmateriaal dat [gedaagde] aanleverde niet altijd uniform was en dat de technische medewerkers van La Clementine mengsels rapporteerden in de bollen die zij van [gedaagde] ontving. [gedaagde] heeft tijdens de zitting erkend dat de vermenging kan zijn ontstaan door fouten aan haar zijde. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat op dit punt sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis door La Clementine.
2. Vermenging bollen door storm
5.11.
Niet in geschil is dat op 23 oktober 2023 sprake is geweest van een storm bij La Clementine. [gedaagde] stelt dat al haar voorraad ter plaatse, 523.000 bloembollen, toen is omgewaaid en is vermengd waardoor deze onbruikbaar is. La Clementine betwist dat het om zo’n grote hoeveelheid gaat. Het lag naar het oordeel van de rechtbank, gelet op deze betwisting, op de weg van [gedaagde] om haar stelling te onderbouwen. Dit heeft [gedaagde] onvoldoende gedaan. De door [gedaagde] overgelegde foto’s, die zijn verzonden bij de WhatsAppberichten van La Clementine van 23 oktober 2023, duiden er in het geheel niet op dat het om 523.000 bloembollen gaat. De rechtbank kan een verlies van 523.000 bloembollen dan ook niet als vaststaand beschouwen.
5.12.
Voor zover een kleine(re) hoeveelheid bloembollen door vermenging niet meer bruikbaar was, stelt La Clementine dat [gedaagde] daarover niet tijdig heeft geklaagd. Pas toen [gedaagde] financiële problemen had, heeft zij dit punt naar voren gebracht.
5.13.
Volgens artikel 6:89 BW kan de schuldeiser geen beroep meer doen op een gebrek in de prestatie van een contractuele wederpartij, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij die wederpartij heeft geprotesteerd. Daarbij speelt een belangrijke rol of de schuldenaar nadeel heeft ondervonden van het verstrijken van de tijd. Het artikel berust namelijk op de gedachte dat een schuldenaar beschermd dient te worden tegen te late en daardoor moeilijk te betwisten klachten.
5.14.
Het in artikel 6:89 BW bedoelde protest is vormvrij, maar in beginsel dient de schuldeiser zijn wederpartij, voor zover mogelijk, tevens te informeren over de gestelde aard of omvang van de tekortkoming. Het binnen ‘bekwame tijd’ protesteren vereist een reactie op ‘korte termijn’, ‘met spoed’, ‘binnen een zo korte tijd als in de gegeven omstandigheden in verband met de onderzoeksplicht kan worden gevergd’. Verder dient bij de beoordeling van de vraag of tijdig is geprotesteerd acht te worden geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
5.15.
[gedaagde] stelt dat zij mondeling heeft geklaagd, maar dat zij niet weet wanneer. De rechtbank kan daarom niet als vaststaand beschouwen dat [gedaagde] heeft geklaagd eerder dan bij brief van 6 november 2024. Dit is meer dan een jaar later na de storm van 23 oktober 2023. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] daarmee niet binnen bekwame tijd geklaagd nadat zij ontdekte dat een hoeveelheid bloembollen door vermenging niet meer bruikbaar was. [gedaagde] heeft gesteld dat La Clementine hiervan geen nadeel heeft ondervonden, maar de rechtbank kan niet ervan uitgaan dat een zodanig late klacht geen invloed heeft gehad op de bewijspositie van La Clementine. Zo is op dit moment moeilijk nog vast te stellen om hoeveel bloembollen het ging.
5.16.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] niet meer met succes een beroep kan doen op een tekortkoming in de nakoming in de zin van de gestelde vermenging van de bollen door storm. Aan de vraag of sprake was van overmacht door storm, zoals La Clementine tijdens de zitting heeft gesteld, komt de rechtbank daarom niet toe.
3. Te kleine bollen door zout water
5.17.
Niet in geschil is dat in de seizoenen 2021/2022 en 2022/2023 opgekweekte bloembollen kleiner waren dan gebruikelijk en dat dit het gevolg was van het zoutgehalte van het water dat La Clementine gebruikte voor de beregening van het gewas. La Clementine heeft inmiddels maatregelen getroffen om dit te verhelpen.
5.18.
La Clementine stelt dat [gedaagde] ook hierover niet tijdig heeft geklaagd. Pas toen [gedaagde] financiële problemen had, heeft zij (ook) dit punt naar voren gebracht.
5.19.
[gedaagde] wijst op de WhatsAppberichten die zij 31 mei 2022 heeft verzonden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze berichten niet worden aangemerkt als een voldoende concreet protest in de zin van artikel 6:89 BW. Weliswaar heeft [gedaagde] geschreven dat er slechte opbrengsten waren die waarschijnlijk werden veroorzaakt door de waterkwaliteit, maar het betreft vooral een constatering. Hiermee heeft [gedaagde] niet La Clementine duidelijk gemaakt dat zij daaraan gevolgen verbond. Verder heeft [gedaagde] geschreven dat partijen een oplossing moesten vinden, hetgeen erop duidt dat het in haar ogen ging om een gezamenlijke verantwoordelijkheid, niet slechts een fout van La Clementine. Ook de omvang van het gestelde gebrek heeft [gedaagde] niet vermeld in de WhatsAppberichten van 31 mei 2022. Voor zover [gedaagde] dit punt mondeling heeft besproken tijdens haar bezoeken aan La Clementine, zoals zij stelt, heeft zij dit niet onderbouwd (met stukken).
5.20.
De rechtbank kan niet als vaststaand beschouwen dat [gedaagde] heeft geklaagd eerder dan bij brief van 6 november 2024. Betwijfeld kan worden of de brief van 6 november 2024 een voldoende concreet protest in de zin van artikel 6:89 BW is, nu daarin niet de omvang van het gestelde gebrek is vermeld. Maar zelfs als deze brief wordt aangemerkt als een voldoende concreet protest, baat dit [gedaagde] niet. [gedaagde] heeft aangegeven dat zij lijsten ontvangt als de bollen zijn gesorteerd door de sorteermachine bij La Clementine waarop zij kan zien hoeveel bloembollen (te) klein zijn. Naar het oordeel van de rechtbank had zij meteen na ontvangst van deze lijsten moeten klagen. [gedaagde] stelt dat La Clementine geen nadeel heeft ondervonden van het niet eerder klagen, omdat zij erkent dat veel bollen kleiner waren dan gebruikelijk. Naar het oordeel van de rechtbank kan er echter niet van worden uitgegaan dat La Clementine geen nadeel heeft ondervonden, alleen al omdat de omvang van het gestelde probleem niet duidelijk is.
5.21.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] niet met succes een beroep kan doen op een tekortkoming in de nakoming in de zin van de gestelde te kleine bollen door zout water.
4. Te late verzending van bloembollen
5.22.
Verder stelt [gedaagde] dat zij schade heeft geleden doordat La Clementine bollen te laat heeft verzonden. Volgens haar moeten de bollen (elk jaar) in de maanden oktober, november en december worden verzonden.
5.23.
La Clementine betwist dat zij bollen te laat heeft verzonden en stelt dat [gedaagde] hierover niet (tijdig) heeft geklaagd.
5.24.
[gedaagde] heeft verwezen naar de e-mail van La Clementine van 27 maart 2023. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat La Clementine bollen die klaar waren voor verzending (nog) niet naar [gedaagde] zond. Of het gaat om een te late verzending, laat de rechtbank in het midden.
5.25.
[gedaagde] stelt dat zij mondeling heeft geklaagd, maar dat zij niet weet wanneer. De rechtbank kan daarom niet als vaststaand beschouwen dat [gedaagde] heeft geklaagd eerder dan bij brief van 6 november 2024. Dit is meer dan anderhalf jaar na de e-mail van 27 maart 2023. Betwijfeld kan worden of de brief van 6 november 2024 een voldoende concreet protest in de zin van artikel 6:89 BW is, nu daarin niet de omvang van het gestelde gebrek is vermeld. Maar zelfs als deze brief wordt aangemerkt als een voldoende concreet protest, baat dit [gedaagde] niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] met de brief van 6 november 2024 niet binnen bekwame tijd geklaagd nadat zij ontdekte dat bollen – in haar ogen – te laat werden verzonden. [gedaagde] heeft gesteld dat La Clementine geen nadeel heeft ondervonden van het niet eerder klagen, maar hiervan kan de rechtbank niet uitgaan. Ook hierbij is onduidelijk welke omvang het gestelde gebrek had. Bovendien had La Clementine bij een snelle klacht alsnog tot verzending kunnen overgaan en de gevolgen (voor [gedaagde] ) kunnen beperken.
5.26.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] niet meer met succes een beroep kan doen op een tekortkoming in de nakoming in de zin van de gestelde te late verzending van bloembollen.
Conclusie
5.27.
Gelet op het voorgaande, kan [gedaagde] zich niet met succes beroepen op opschorting of ontbinding. Ook voor verrekening, waarop [gedaagde] een beroep heeft gedaan, bestaat geen grondslag, nu [gedaagde] geen vordering heeft op La Clementine. Aan de beoordeling van de overige verweren van [gedaagde] komt de rechtbank niet toe. De rechtbank zal een bedrag aan hoofdsom van € 357.175,54 toewijzen.
Wettelijke handelsrente
5.28.
[gedaagde] voert primair aan dat La Clementine geen schadevergoeding toekomt omdat zij de facturen waarvan La Clementine betaling vordert al heeft betaald. Dit verweer gaat niet meer op nu La Clementine geen betaling meer vordert van specifieke facturen, maar van een nog openstaand bedrag en [gedaagde] dat openstaande bedrag niet heeft betwist. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat de vorderingen van La Clementine nog niet, althans niet meer, opeisbaar waren en er dus geen sprake is van een vertraging in de voldoening van een geldsom. Dit verweer is al verworpen onder 5.8.
5.29.
Anders dan [gedaagde] , is de rechtbank van oordeel dat sprake is van vertraging in de voldoening van een geldsom in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW. La Clementine heeft als productie 4 bij dagvaarding een overzicht overgelegd van de renteberekening tot en met 2 december 2024. La Clementine stelt dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is vanaf de vervaldata van de facturen, telkens 30 dagen en het overgelegde overzicht gaat ook uit van 30 dagen. [gedaagde] heeft dit overzicht verder niet bestreden. De rechtbank zal de vordering wat betreft de wettelijke handelsrente dan ook zoals gevorderd toewijzen. Dit betekent dat een bedrag aan wettelijke handelsrente tot en met 2 december 2024 van € 42.196,35 zal worden toegewezen en dat wettelijke handelsrente over het nog openstaande bedrag van € 357.175,54 vanaf 3 december 2024 zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.30.
[gedaagde] voert aan dat zij geen buitengerechtelijke kosten is verschuldigd. Daarvoor is vereist dat [gedaagde] tekortkomt in de nakoming van een verbintenis en dat sprake is van verzuim. Volgens [gedaagde] is daar geen sprake van.
5.31.
De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank stelt vast dat La Clementine voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 3.681,90 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
5.32.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van La Clementine betalen. De proceskosten van La Clementine worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 138,82
- griffierecht € 6.861,00
- salaris advocaat € 7.004,00 (2 punten x tarief VII € 3.502,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 14.181,82

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan La Clementine van een bedrag van € 403.053,79, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 357.175,54 vanaf 3 december 2024 tot aan de dag der uiteindelijke voldoening;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van La Clementine, begroot op € 14.181,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet [gedaagde] € 92,00 aan nakosten betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
type: 3053

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.