In deze zaak is er een geschil tussen de verhuurder en huurder over de beëindiging van de huurovereenkomst, de verschuldigdheid van stookkosten en de redelijkheid van de huurprijs na een uitspraak van de Huurcommissie. De huurovereenkomst was aangegaan voor een bepaalde tijd van 3 juli 2023 tot 31 mei 2024. De verhuurder heeft op 24 april 2024 een aanzegging gedaan voor het einde van de huurovereenkomst, maar de huurder stelt dat deze aanzegging te laat is gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de aanzegging niet tijdig is gedaan, waardoor de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is verlengd. De vordering van de verhuurder tot ontruiming wordt afgewezen.
Daarnaast vordert de verhuurder betaling van stookkosten, maar de kantonrechter oordeelt dat deze kosten niet verschuldigd zijn, omdat de huurder zelf verantwoordelijk is voor de levering van nutsvoorzieningen. De huurder heeft een eigen contract voor gas en elektriciteit en de verhuurder heeft niet aangetoond dat er schriftelijk is afgesproken dat de stookkosten door de huurder betaald moeten worden. De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt toegewezen, omdat de huurovereenkomst is verlengd en de huurder verplicht is de huurprijs te betalen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de huurder in reconventie af, omdat de Huurcommissie heeft geoordeeld dat de aanvangshuurprijs redelijk is. De proceskosten worden toegewezen aan de verhuurder.