In deze zaak heeft eiser op 27 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL24.26277. Een tweede beroep, geregistreerd onder zaaknummer NL24.26152, is op dezelfde dag ingediend en richt zich eveneens tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. Op 30 september 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een besluit genomen op de asielaanvraag van eiser, maar eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij het beroep handhaaft. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het eerste beroep, geregistreerd onder NL24.26277, gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. Het tweede beroep, geregistreerd onder NL24.26152, heeft geen belang meer voor eiser, omdat de asielaanvraag inmiddels is ingewilligd. Daarom verklaart de rechtbank het tweede beroep niet-ontvankelijk. Tevens wordt vastgesteld dat eiser, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, geen procesbelang meer heeft in deze zaak. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank ziet echter aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 453,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor ‘licht’ heeft toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft beide beroepen niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten.