Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster op 21 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift van 15 januari 2024, dat betrekking had op de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie heeft op 13 september 2024 de aanvraag van verzoekster ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet tijdig op het bezwaar heeft beslist en verzoekster in haar beroep is tegemoetgekomen, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en heeft bepaald dat de minister het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187 moet vergoeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.