ECLI:NL:RBDHA:2025:12461

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
09/076170-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontucht en verkrachting van minderjarigen, inclusief bezit en vervaardiging van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige verdachte, die beschuldigd werd van meerdere seksuele delicten tegen zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten 12 jaar oud was. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan anderhalf jaar een seksuele relatie onderhouden met het slachtoffer, waarbij hij zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen en verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, en dat hij ook kinderporno heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft erkend dat zijn handelen ernstig was en heeft zich uiteindelijk bij de politie aangegeven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld, waarbij ook rekening is gehouden met de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/076170-25
Datum uitspraak: 1 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.E.G. van der Eijnden en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. F.J. van der Putte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 juni 2025, ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 januari 2023 tot en met 18 maart
2024 te ’s-Gravenhave, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de
vagina van die [slachtoffer] en/of
- het beffen van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen van/met die [slachtoffer]
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 19 maart 2024 tot en met 30 juni
2024 te ’s-Gravenhave, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
,
te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina
en/of mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de
vagina van die [slachtoffer] en/of
- het beffen van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen van/met die [slachtoffer]
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 juli 2024 tot en met 10 augustus
2024 te ’s-Gravenhave, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer]
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van van zijn, verdachtes, penis in de
vagina en/of mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de
vagina van die [slachtoffer] en/of
- het beffen van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen van/met die [slachtoffer]
4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 januari 2023 tot en met 13 maart
2025 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
(in de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2024, artikel 240b Wetboek van
Strafrecht)
een of meer afbeeldingen en/of - gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - van
een seksuele
gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had
bereikt, te weten
was betrokken en/of schijnbaar was betrokken
heeft
vervaardigd en/of
in bezit heeft gehad
(in de periode van 1 juli 2024 tot en met 13 maart 2025, artikel 252 Wetboek van
Strafrecht)
een of meer visuele weergaven van seksuele aard en/of met onmiskenbaar seksuele
strekking
waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
te weten
was betrokken of schijnbaar was betrokken
heeft
vervaardigd en/of
in bezit heeft gehad
te weten
een of meer foto’s en/of video’s (p. 32-34)
waarop te zien is dat:
- die persoon vaginaal wordt gepenetreerd met zijn, verdachtes, penis
en/of
- door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van
kleden van die persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk de blote
billen van die persoon in beeld worden gebracht

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024254818, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 98).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1 t/m 4:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 juni 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , opgemaakt op 1 oktober 2024 (p. 7-11);
3. Het proces-verbaal van bevindingen – studioverhoor [slachtoffer] , opgemaakt op 14 februari 2025 (p. 19-30);
Alleen t.a.v feit 4:
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 maart 2025 (p. 32-33);
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat bij feit 4 de einddatum van de periode niet later kan zijn dan 10 maart 2025, omdat de verdachte op die datum is aangehouden en zijn telefoon toen in beslag is genomen. Verder kan bij feit 1 het beffen niet worden bewezen verklaard.
3.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en feit 4
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat ten aanzien van feit 1 de ten laste gelegde handeling van beffen niet bewezen kan worden verklaard. Zowel de verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard dat in die periode uitsluitend sprake is geweest van zoenen en vingeren. In het dossier bevinden zich voorts geen aanwijzingen dat het ten laste gelegde beffen wel al in die periode heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal de verdachte daarom van dat deel van het tenlastegelegde onder feit 1 vrijspreken.
Ten laste gelegde periode feit 4
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde onder feit 4 kan worden bewezen tot en met 10 maart 2025 en niet tot 13 maart 2025. De verdachte is op 10 maart 2025 aangehouden en op die dag is zijn telefoon met daarop het kinderpornografisch materiaal in beslag genomen.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op tijdstippen in
de periode van1 januari 2023 tot en met 18 maart 2024 te
’s-Gravenhage, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de
vagina van die [slachtoffer] en
- het zoenen van/met die [slachtoffer]
2
hij op tijdstippen in
de periode van[geboortedatum 2] 2024 tot en met 30 juni 2024 te
’s-Gravenhage, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina
en mond van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, vingers tussen de schaamlippen en in de
vagina van die [slachtoffer] en
- het beffen van die [slachtoffer] en
- het zoenen van/met die [slachtoffer]
3
hij op tijdstippen in
de periode van1 juli 2024 tot en met 10 augustus 2024 te
’s-Gravenhage, meermalen, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het brengen en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en mond van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] en
- het beffen van die [slachtoffer] en
- het zoenen van/met die [slachtoffer]
4
hij op tijdstippen in
de periode van1 januari 2023 tot en met 10 maart 2025 te
’s-Gravenhage, meermalen, (telkens)
(in de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2024, artikel 240b Wetboek van
Strafrecht)
een of meer afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , was betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad
(in de periode van 1 juli 2024 tot en met 10 maart 2025, artikel 252 Wetboek van
Strafrecht)
een of meer visuele weergaven van seksuele aard en/of met onmiskenbaar seksuele
strekking waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] was betrokken heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad, te weten een of meer foto’s en/of video’s (p. 32-34) waarop te zien is dat:
- die persoon vaginaal wordt gepenetreerd met zijn, verdachtes, penis
en
- door het camerastandpunt nadrukkelijk de blote billen van die persoon in beeld worden gebracht
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] en het meewerken aan middelencontrole.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, bij oplegging van een gevangenisstraf, een straf op te leggen die het reeds ondergane voorarrest niet te boven gaat, al dan niet met een stevig voorwaardelijk deel. De verdediging verzoekt voorts om het thans geldende bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft ruim anderhalf jaar een seksuele relatie onderhouden met zijn stiefnichtje en heeft herhaaldelijk beeldmateriaal gemaakt terwijl hij seks had met haar. De verdachte was 23 jaar toen deze relatie startte, het slachtoffer was slechts ongeveer elf jaar oud. De verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft haar de mogelijkheid ontnomen om zich op een normale, leeftijdsadequate manier seksueel te ontwikkelen. Hoewel het slachtoffer verliefd was op de verdachte en de seksuele relatie met hem wilde voortzetten, was de verdachte de volwassene en had hij ieder seksueel (getint) contact met haar resoluut moeten afhouden. Kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren worden gelet op hun jeugdige leeftijd immers onvoldoende in staat geacht om hun lichamelijke en seksuele integriteit zelf te bewaken en de reikwijdte van hun gedrag te overzien. Dat dit ook in deze zaak het geval is geweest, blijkt onder meer uit het feit dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij achteraf vindt dat de seksuele dingen die de verdachte met haar deed, niet normaal waren.
Daarbij komt dat de verdachte zich heel goed bewust was van het kwalijke van zijn handelen – hij heeft zich immers uiteindelijk ook zelf bij de politie aangegeven – maar toch lange tijd doorging met de relatie. De verdachte had vele kansen om de relatie te beëindigen, maar liet de situatie ruim anderhalf jaar voortduren. De rechtbank rekent hem dit alles aan.
Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt verder dat hetgeen is gebeurd aanzienlijke gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer. Uit de door haar moeder voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat zij door de situatie bijna een heel jaar niet naar school is geweest en zal blijven zitten. Ook kreeg zij als gevolg daarvan suïcidale gedachten en wordt zij inmiddels behandeld voor PTSS.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 mei 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage over de verdachte door psycholoog [naam] van 15 mei 2025. Uit dit rapport komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van ADHD en een stoornis in het gebruik van alcohol. Verder valt op dat bij de verdachte sprake lijkt sprake te zijn van ‘dromerigheid’: hij staat niet stil bij mogelijke intenties van anderen, is naïef te noemen en laat zich gemakkelijk door anderen leiden. Hij heeft de neiging om een vermijdende houding ten aanzien van problemen aan te nemen. De verdachte is verder in enige mate impulsief te noemen, waarbij dit met name wordt ingegeven door het niet stilstaan bij gevolgen van keuzes en gedragingen op de meer lange termijn. Hij is meer uit op directe behoeftebevrediging en op korte termijn uitkomsten. Wat eventuele seksuele problematiek betreft, komen uit onderhavig onderzoek geen duidelijke aanwijzingen voor een pedofiele stoornis naar voren.
Volgens de psycholoog kan samenvattend worden gesproken van enig verband tussen de bij de verdachte gediagnosticeerde ADHD in combinatie met zijn persoonlijkheidskenmerken en de ten laste gelegde feiten. Dit is echter een beperkt verband, waarbij hij wel volledig was doordrongen van het wederrechtelijke van zijn handelen. Op basis van voorgaande wordt dan ook geadviseerd om de ten laste gelegde feiten (die als feitencomplex worden gezien) in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog veronderstelt op de korte termijn een laag, maar op de langere termijn een laag/matig recidiverisico. Daar dragen met name de subassertieve houding, inadequate coping en het gebrek aan probleeminzicht c.q. -besef van de verdachte aan bij. Positief is dat de verdachte over een prosociaal en steunend netwerk beschikt, maar hij lijkt zich ook gemakkelijk in situaties te kunnen laten meevoeren die meer risicoverhogend zijn. Bij mogelijke recidive wordt in de eerste plaats aan hernieuwd contact met slachtoffer [slachtoffer] gedacht. De verdachte is eerder op de ernst van zijn handelen gewezen. Toch heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw het contact met [slachtoffer] aan te gaan.
Geadviseerd wordt om als bijzondere voorwaarde (bij een voorwaardelijk strafdeel) een verplichte behandeling aan de verdachte op te leggen, gerelateerd aan het reclasseringstoezicht (in de vorm van een ‘meldplicht’). Een meer intensief kader wordt thans niet noodzakelijk geacht. De reclassering kan de verdachte voorts ondersteuning bieden bij het herpakken van zijn leven na detentie.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 28 mei 2025, waarin de conclusies van de psycholoog worden onderschreven. De reclassering adviseert om bij een veroordeling van de verdachte een deels voorwaardelijke straf aan hem op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] en de verplichting tot meewerken aan middelencontroles.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. In deze oriëntatiepunten is alleen al voor het bezit van kinderporno als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden vermeld. Verder heeft de rechtbank bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat in het bijzonder de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten meegewogen. De rechtbank ziet, gelet op de houding van de verdachte op de terechtzitting en de conclusie uit het rapport van de psycholoog dat hij zich ten volle bewust was van het wederrechtelijke van zijn handelen, geen aanleiding om het tenlastegelegde verminderd aan de verdachte toe te rekenen. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De eis van de officier van justitie doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal aan de verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de verdediging om het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, worden afgewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurd verklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het onder 4 bewezen verklaarde feit is begaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 240b (oud), 244 (oud), 245 (oud), 248 (nieuw), 252 (nieuw) van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren;
ten aanzien van feit 4:
In de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2024:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
In de periode van 1 juli 2024 tot en met 10 maart 2025:
Een visuele weergave van seksuele aard waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstrafvoor de duur van
48 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
TWAALF (12) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op vijf jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2] 2012), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zo veel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controles van het gebruik van alcohol om dit te beheersen. De reclassering kan een urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de in beslag genomen goederen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoonautomaat (voorwerpnummer 3292257).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.R. van Hattum, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2025.