ECLI:NL:RBDHA:2025:12467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
25.29305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Marokkaanse nationaliteit die in beroep ging tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel was op 24 april 2025 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van de eiser en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn beroepsgrond over missende stukken in het digitale dossier op de zitting heeft laten vallen en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister terecht geen lichter middel dan bewaring heeft opgelegd, gezien het gebrek aan medewerking van de eiser aan zijn uitzetting.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29305
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[naam], eiser,

stelt te zijn geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

(gemachtigde: V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. De minister heeft op 24 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
1.2.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister waren daarbij aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding van de proceskosten. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst in de uitspraak van 16 mei 2025. [1] De rechtbank toetst in dit geval alleen of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek op 9 mei 2025 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser zijn beroepsgrond over de missende stukken in het digitale dossier op de zitting heeft laten vallen.
5. Er is geen aanleiding om te oordelen dat zicht op uitzetting naar Algerije in algemene zin ontbreekt. [2] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Dat heeft hij niet gedaan.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De minister heeft op 28 mei en 25 juni 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd en op 21 mei, 12 juni 2025 en 4 juli 2025 gerappelleerd op de laissez-passer-aanvraag. De minister is er, op dit moment, niet toe gehouden om bij elk schriftelijk rappel op individueel niveau aandacht te vragen voor eisers zaak. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat een individueel rappel op dit moment van meerwaarde is.
7. De rechtbank is tot slot van oordeel, dat de minister terecht geen aanleiding heeft gezien om aan eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen. Eiser heeft ook geen redenen naar voren gebracht waarin de minister aanleiding had moeten zien om aan eiser een lichter middel op te leggen. Daar komt bij dat eiser niet actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting, zo wil hij bijvoorbeeld niets vertellen over de nationaliteit van zijn zus.
8. De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2025 door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt en door middel van gepseudonimiseerde publicatie openbaar gemaakt op rechtspraak.nl op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.