ECLI:NL:RBDHA:2025:1247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Waterschoot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Spanje onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 30 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Spanje, dat is geaccepteerd. Eiser heeft aangevoerd dat zijn vingerafdrukken niet in het Eurodac-systeem staan en dat hij geen asiel heeft aangevraagd in Spanje, maar de rechtbank oordeelt dat de minister er vanuit mag gaan dat eiser asiel heeft aangevraagd in Spanje.

Eiser heeft ook betoogd dat het terugnameverzoek te laat is ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat het verzoek tijdig is gedaan. De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die tot onevenredige hardheid zouden leiden bij de overdracht aan Spanje. De rechtbank wijst erop dat de enkele omstandigheid dat eiser familie in Nederland en Duitsland heeft, niet voldoende is om de asielaanvraag in Nederland te behandelen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en er wordt informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49010

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijck).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om voorlopige voorziening (NL24.49011), op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Eiser stelt dat zijn vingerafdrukken niet in Eurodac staan en dat hij geen asiel heeft aangevraagd in Spanje. Eiser vraagt om bewijs dat hij daadwerkelijk asiel heeft aangevraagd in Spanje.
6. De beroepsgrond van eiser slaagt niet. De minister heeft er op de zitting terecht op gewezen dat uit het claimakkoord van de Spaanse autoriteiten blijkt dat zij het terugnameverzoek accepteren op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening. Dat betekent dat de Spaanse autoriteiten het terugnameverzoek hebben geaccepteerd op de grond dat eisers asielverzoek in Spanje in behandeling is. Er zijn door eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor de conclusie dat dit niet juist zou zijn. Bovendien heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor Dublin verklaard dat hij asiel heeft aangevraagd in Spanje. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat, hoewel eisers vingerafdrukken niet in het Eurodac-systeem staan, de minister er vanuit mag gaan dat eiser asiel heeft aangevraagd in Spanje en dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Is het terugnameverzoek tijdig ingediend?
7. Eiser voert aan dat het terugnameverzoek te laat is ingediend door de Nederlandse autoriteiten en dat Nederland daarom zijn asielverzoek in behandeling moet nemen. Eiser wijst erop dat hij op 30 mei 2024 asiel heeft aangevraagd en dat de Spaanse autoriteiten op 31 augustus 2024 gevraagd zijn om eiser terug te nemen. Daarmee is de termijn van twee maanden verstreken.
8. De minister heeft in het besluit gesteld dat het claimverzoek op 31 juli 2024 aan Spanje is toegezonden. De overweging in het voornemen dat dit op 31 augustus 2024 is gedaan, is een kennelijke verschrijving. Dat blijkt verder uit het feit dat de Spaanse autoriteiten het claimakkoord op 9 augustus 2024 hebben afgegeven. De minister heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het claimverzoek tijdig is ingediend, omdat in dit geval een termijn van drie maanden geldt op grond van artikel 23, tweede lid, van de Dublinverordening.
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat het claimverzoek tijdig aan de Spaanse autoriteiten is toegezonden. De minister heeft er terecht op gewezen dat uit artikel 23, tweede lid, van de Dublinverordening blijkt dat er een termijn bestaat van drie maanden vanaf de asielaanvraag als de terugname is gebaseerd op ander bewijs dan de gegevens uit het Eurodac-systeem. De minister heeft deugdelijk gemotiveerd dat het claimverzoek is gebaseerd op eisers verklaringen dat hij asiel heeft aangevraagd in Spanje. Dat betekent dat het asielverzoek gebaseerd is op ander bewijs dan de gegevens uit het Eurodac-systeem en dus dat de termijn van drie maanden van de bovengenoemde bepaling geldt. Het is niet in geschil dat eiser op 30 mei 2024 asiel heeft aangevraagd en uit het claimverzoek blijkt dat het verzoek op 31 juli 2024 aan Spanje is toegezonden. Daarmee is het terugnameverzoek binnen de termijn van drie maanden aan Spanje toegezonden.
Is overdracht in strijd met artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening?
10. Eiser voert aan dat hij Pakistan heeft verlaten omdat hij problemen had vanwege zijn geloof. Hij loopt als Ahmadiyya moslim een reëel risico op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
11. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de asielmotieven aangaande Pakistan, naar voren moeten worden gebracht in de asielprocedure in Spanje. Voorts is niet gebleken dat er sprake is van refoulement bij overdracht aan Spanje.
12. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening de minister eiser kan overdragen aan Spanje tenzij ernstig moet worden gevreesd dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor eiser in Spanje systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De minister mag er daarbij op vertrouwen dat Spanje eiser in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zal behandelen. Eiser moet aannemelijk maken dat dit in zijn geval niet kan.
12.1.
Eiser is hierin niet geslaagd. De minister heeft terecht geconcludeerd dat eisers asielmotieven aangaande Pakistan in Spanje moeten worden beoordeeld. Eiser heeft niet gesteld en ook niet onderbouwd dat in Spanje sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. Eiser heeft tijdens de gehoren bovendien verklaard geen bezwaren te hebben tegen overdracht aan Spanje. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de minister toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
13. Eiser wijst erop dat twee neven van hem in Nederland wonen en dat er ook familie in Duitsland woont. Eiser wil ook graag tot de Ahmadiyya gemeenschap in Nederland behoren. Eiser betoogt dat de minister daarom toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
14. De minister heeft in het besluit gemotiveerd dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor een overdracht leidt tot onevenredige hardheid. Wanneer het gaat om familieleden wordt hier alleen in uitzonderlijke gevallen gebruik van gemaakt, aangezien het bijeenhouden en het bijeenbrengen van het gezin al geschiedt op grond van andere artikelen in de Dublinverordening. De enkele omstandigheid dat eisers neven in Nederland wonen en dat eiser familie in Duitsland heeft, is volgens de minister niet een dusdanige bijzondere en individuele omstandigheid dat onverplicht toepassing gegeven dient te worden aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Bovendien hebben de twee neven geen verblijfsvergunning. Dat eiser tot de Ahmadiyya gemeenschap in Nederland behoort is volgens de minister ook niet een bijzondere individuele omstandigheid. De minister heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om de asielaanvraag alsnog in Nederland in behandeling te nemen.
15. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in redelijkheid geen toepassing gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser heeft niet voldoende toegelicht waarom de door hem aangedragen omstandigheden leiden tot onevenredige hardheid bij overdracht aan Spanje. De enkele stelling dat hij familie heeft in Nederland en Duitsland en dat hij tot de geloofsgemeenschap in Nederland wil behoren, is hiervoor onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.