ECLI:NL:RBDHA:2025:12473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
SGR 24/7859
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen opdracht tot excuses en schorsing in het belang van de dienst

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juli 2025 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres, een majoor bij de Koninklijke Landmacht, tegen een besluit van de Commandant van de 13 Lichte Brigade. Eiseres was opgedragen om openlijk haar excuses aan te bieden aan haar compagnie vanwege alcoholgebruik tijdens een oefening, wat in strijd was met de regels. Daarnaast was zij geschorst in het belang van de dienst. Eiseres voerde aan dat het bestreden besluit vernietigd moest worden omdat de ondertekenaar niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling van haar bezwaren. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen procesbelang had bij de beoordeling van haar beroep, omdat zij geen inhoudelijke gronden had aangevoerd tegen het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat betekende dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder dit aanwezig kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7859

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. Vermeulen),
en

de commandant 13 lichte Brigade, de Commandant

(gemachtigde: mr. R.N. Bruin).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de opdracht die zij heeft gekregen om openlijk haar excuses aan te bieden aan haar compagnie die onder haar leiding stond en de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen haar schorsing in het belang van de dienst. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe aan dat de ondertekenaar van het besluit van 8 augustus 2024 (het bestreden besluit) niet aanwezig is geweest bij de mondelinge behandeling van de bezwaren en het bestreden besluit daarom moet worden vernietigd. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank de beslissing op de bezwaren.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 22 augustus 2024 heeft de Commandant het bezwaar van eiseres tegen de opdracht excuses te maken niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de schorsing ongegrond verklaard. Het verzoek van eiseres om schadevergoeding heeft de Commandant afgewezen.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de Commandant.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3.1.
Eiseres was werkzaam bij de Koninklijke Landmacht in de rang van majoor. Zij was commandant van de Stafcompagnie. Op 26 november 2023 heeft eiseres, desgevraagd, aan de Commandant verklaard dat zij tijdens een oefening op een avond twee flesjes bier heeft gedronken. Tijdens de oefening was het niet toegestaan alcohol te drinken en daarvan was eiseres op de hoogte. Vanwege haar voorbeeldfunctie heeft de Commandant eiseres opgedragen voor deze gedraging haar excuses aan haar compagnie aan te bieden. Eiseres heeft dat ook gedaan. Later heeft zij tegen de opdracht een bezwaarschrift ingediend. Het voorval was voor een aantal leden van haar compagnie reden om aan te geven dat het in werkelijkheid ging om meer dan twee flesjes bier en dat dit vaker was voorgekomen, ook tijdens andere oefeningen. Op grond daarvan is de Commandant een onderzoek gestart naar het alcoholgebruik binnen de compagnie tijdens inzet.
3.2.
Op 28 november 2023 heeft de plaatsvervangend Commandant 13 Lichte Brigade eiseres geschorst in het belang van de dienst. De aanleiding voor de schorsing was gelegen in alcoholgebruik tijdens een oefening en twijfel over de juistheid en/of volledigheid van haar verklaring die zij daarover heeft gegeven. De plaatsvervangend Commandant 13 Lichte Brigade achtte de deelname van eiseres aan de oefening niet langer verantwoord omdat zij met haar gedrag haar geloofwaardigheid als Commandant van de Stafcompagnie ernstig heeft geschaad. Ook achtte de plaatsvervangend Commandant 13 Lichte Brigade het niet wenselijk dat eiseres haar werkzaamheden op de kazerne elders voortzette tot hij nader onderzoek kon doen naar de toedracht van het voorval. De plaatsvervangend Commandant 13 Lichte Brigade heeft de maatregel van schorsing noodzakelijk en evenredig geacht. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3.3.
De Commandant heeft het bezwaar dat eiseres heeft ingediend tegen de opdracht haar excuses aan haar compagnie aan te bieden niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de Commandant overwogen dat aan de opdracht geen rechtsgevolgen zijn verbonden. Het bezwaar tegen de schorsing heeft de Commandant ongegrond verklaard. De Commandant heeft de opgelegde maatregel evenredig geacht aan de situatie die zich heeft voorgedaan en de ernst daarvan.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt dat omdat de ondertekenaar niet aanwezig is geweest bij de mondelinge behandeling van het bezwaarschrift op 14 mei 2024 het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel. Zij beroept zich hierbij op een arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014 [1] waaruit kort samengevat volgt dat in civiele procedures als hoofdregel heeft te gelden dat een uitspraak gedaan moet worden door het rechterlijk college in de samenstelling waarin partijen zijn gehoord. Zij wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State artikel 6 van het EVRM [2] van overeenkomstige toepassing heeft geacht in bestuursrechtelijke zaken.
Wat vindt de Commandant in beroep?
De Commandant stelt zich op het standpunt dat er geen procesbelang is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres een procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak is namelijk pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Dat betekent dat er aanleiding is om een (hoger) beroep inhoudelijk te beoordelen indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een reeds verstreken periode, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig zijn in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [3]
6.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep geen inhoudelijke gronden tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd. Zo betwist eiseres niet dat er tegen de opdracht excuses te maken geen bezwaar kan worden gemaakt omdat die opdracht niet op rechtsgevolg is gericht. Ook heeft zij geen gronden ingediend tegen de schorsing. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres onder deze omstandigheden dan ook geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De situatie van eiseres wordt namelijk niet anders in het geval het bestreden besluit alsnog zou worden ondertekend door een persoon die namens het bevoegd gezag bij de hoorzitting aanwezig was, nog daargelaten het antwoord op de vraag of de ondertekening van het bevoegd gezag een gebrek in de besluitvorming oplevert. Een inhoudelijke beoordeling kan voor eiseres dan ook geen feitelijke betekenis hebben.

Conclusie en gevolgen

7. Eiseres heeft dus geen belang bij beoordeling van het beroep. Het beroep zal daarom wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T.H. Janssen, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2014:3076, r.o. 3.4.1. en 3.4.4.
2.Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:365.