Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 14 augustus 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift van 26 april 2024, dat betrekking had op de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De minister van Buitenlandse Zaken, als verweerder, heeft op 16 augustus 2024 besloten geen bezwaar meer te maken tegen de afgifte van een enkelvoudig visum aan verzoekster. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de verweerder.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
In deze zaak heeft verzoekster op 26 juli 2024 verweerder in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit prematuur was, aangezien de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van de verweerder. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.