ECLI:NL:RBDHA:2025:12489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
09-096457-25, 09-095702-23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor winkeldiefstal met vordering TUL niet-ontvankelijk verklaard

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1974 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van vlees en koffie uit een Albert Heijn in Leiden op 29 maart 2025. Tijdens de zitting op 27 juni 2025 heeft de officier van justitie, mr. R. Limburg, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Looman, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs van de aangifte door de Albert Heijn als voldoende bewijs beschouwd en het feit wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat hij onder een voorwaardelijke ISD-maatregel stond. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al was omgezet in een onvoorwaardelijke maatregel. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, dat van toepassing was ten tijde van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-096457-25, 09-095702-23 (TUL)
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Limburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J. Looman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2025 te Leiden vlees en/of koffie, in elk geval enig(e)
goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, vestiging Bevrijdingsplein
50, in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen verklaard kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer PL1500-2025101419 van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 24).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 juni 2025;
2. het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , namens Albert Heijn, inclusief bijlage (de kassabon), opgemaakt op 29 maart 2025 (p. 6-8);
3. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 29 maart 2025 (p. 9-10);

4.het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 maart 2025 (p. 11).

3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 maart 2025 te Leiden vlees en koffie, die aan Albert Heijn, vestiging Bevrijdingsplein 50 toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank heeft een taalfout in de tenlastelegging verbeterd, zonder de verdachte in zijn verdediging te beschadigen.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dat is een hinderlijk feit, waarvan winkeliers en de maatschappij schade en overlast ondervinden. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 maart 2025. Hieruit blijkt dat hij in het verleden veelvuldig voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Reeds drie keer is aan hem de maatregel tot voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd. Op 12 september 2023 is aan de verdachte een ISD-maatregel opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank constateert dat het onderhavige feit is gepleegd binnen deze proeftijd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van verslavingsreclassering Fivoor van 19 mei 2025. Hieruit volgt dat sprake is van risicofactoren en instabiliteit op alle leefgebieden en dat enige beschermende factoren ontbreken. De risico’s op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden worden door de reclassering alle op hoog ingeschat. De reclassering is verder van mening dat de verdachte de bijzondere voorwaarden, gekoppeld aan de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, heeft overtreden en dat de verdachte geen motivatie heeft getoond om (binnen een voorwaardelijk kader) te werken aan gedragsverandering. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden de risico’s te beperken en adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor een eenvoudige winkeldiefstal, waarbij sprake is van veelvuldige recidive, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand wordt opgelegd. De rechtbank ziet verder geen strafverzwarende of -verlichtende factoren.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Voorlopige hechtenis
Nu de verdachte de opgelegde gevangenisstraf reeds in voorarrest heeft uitgezeten, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 16 mei 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 09/095702-23 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag op 12 september 2023 voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel ten uitvoer wordt gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij beslissing van heden heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 09/095702-23 toegewezen wegens overtreding van de bijzondere voorwaarden. De voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is hiermee reeds omgezet in een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Gelet hierop zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van diezelfde voorwaardelijke ISD-maatregel gebaseerd op overtreding van de algemene voorwaarden.

8.Het toepasselijke wetsartikel

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (ÉÉN) MAAND;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering met parketnummer 09/095702-23.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. G. Kuijper, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2025.