In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een V-nummer heeft. De minister van Asiel en Migratie heeft op 5 augustus 2024 de aanvraag van verzoeker voor uitstel van vertrek afgewezen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 12 december 2024 het bestreden besluit bevestigd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 19 februari 2025, waarbij verzoeker en zijn waarnemer, alsook een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank in een eerdere uitspraak (zaaknummer NL25.1117) het beroep gegrond heeft verklaard, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op €907,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk en is op 24 juni 2025 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.