ECLI:NL:RBDHA:2025:12594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
11787527 EJ VERZ 25-78044
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens belangenverstrengeling en niet voldoen aan kwaliteitseisen

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 14 juli 2025, heeft de kantonrechter mr. D. de Loor besloten om de professionele bewindvoerder, OpRecht Leiden B.V., ambtshalve te ontslaan in alle zaken bij de rechtbank. Dit besluit is genomen omdat de bewindvoerder niet voldeed aan de kwaliteitseisen zoals neergelegd in het Besluit kwaliteitseisen CBM. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van belangenverstrengeling, waarbij cliënten van het kantoor werkzaamheden verrichtten voor het kantoor zelf. Daarnaast zijn er onregelmatigheden geconstateerd, zoals de verkoop van een woning van een cliënt aan een medewerkster van het kantoor en het verhuren van een woning aan een andere cliënt. De kantonrechter heeft de nieuwe bewindvoerder, Budget Solutions B.V., benoemd met ingang van 21 juli 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en blijft in stand zolang er geen hoger beroep is ingesteld. De kantonrechter heeft benadrukt dat de bewindvoerder geen vergoeding voor de eindrekening en -verantwoording mag opnemen, gezien de omstandigheden van het ontslag. De betrokkene is niet gehoord vanwege de spoedeisendheid van het ontslag, maar krijgt de gelegenheid om een andere bewindvoerder voor te dragen. De beschikking is in overeenstemming met de artikelen van het Burgerlijk Wetboek die de voorwaarden voor het ontslag van een bewindvoerder regelen.

Uitspraak

beschikking

Rechtbank den haag

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
Zaaknr.: 11787527 EJ VERZ 25-78044
BM 8160

Beschikking van de kantonrechter tot ambtshalve ontslag/benoeming bewindvoerder

in het bewind over de goederen van:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] , Turkije op [geboortedag] 1971,
wonende te [postcode 1] [woonplaats] , [adres 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
waarin thans bewindvoerder is:

OpRecht Leiden B.V.

correspondentieadres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats 1]
hierna te noemen: de bewindvoerder.

Procedure

Bij brief van 30 juni 2025 heeft de kantonrechter aan de bewindvoerder meegedeeld dat hij het voornemen heeft om haar ambtshalve te ontslaan in alle zaken bij deze rechtbank vanwege het niet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals die zijn neergelegd in het Besluit kwaliteitseisen CBM. De bewindvoerder is daarbij opgeroepen om over dat voornemen te worden gehoord op de mondelinge behandeling van maandag 7 juli 2025. Voor de bewindvoerder is bij die gelegenheid verschenen haar directrice mw. [naam 1] , bijgestaan door de gemachtigde.
Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.

Beoordeling

De kantonrechter is van oordeel dat de bewindvoerder ambtshalve ontslagen moet worden op grond van gewichtige redenen. Voor de uitgebreide motivering van de redenen voor het ambtshalve ontslag wordt verwezen naar de aangehechte bijlage, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
De kantonrechter heeft
Budget Solutions B.V., kantoorhoudende dan wel gevestigd te [postcode 3] [plaats 2] , [adres 3] , benaderd en gevraagd of zij bereid is een benoeming tot bewindvoerder te aanvaarden. Zij heeft zich schriftelijk bereid verklaard de benoeming als zodanig te aanvaarden.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt de kantonrechter dat het ontslag van de huidige bewindvoerder ingaat per 21 juli 2025. De kantonrechter benoemt de nieuwe bewindvoerder met ingang van dezelfde datum.
De betrokkene is gelet op de spoedeisendheid van het ontslag en het feit dat dit ontslag in meerdere zaken tegelijk wordt gegeven, niet gehoord, maar zal daartoe desgewenst alsnog in de gelegenheid worden gesteld. De eerste taak van de opvolgend bewindvoerder is om het dossier over te nemen, dat te inventariseren, eventuele problemen te analyseren en passende maatregelen te nemen. Daarvoor geeft de kantonrechter de nieuwe bewindvoerder drie maanden de tijd.
Nadat betrokkene op deze wijze kennis heeft kunnen maken met de werkwijze van de nieuwe bewindvoerder, wordt aan betrokkene de gelegenheid geboden om een andere (opvolgende) bewindvoerder voor te dragen indien betrokkene dat wenst. Daarvoor dient betrokkene bij brief aan te geven welke nieuwe bewindvoerder gewenst wordt en bereid is om deze taak op zich te nemen en waarom de benoemde bewindvoerder moet worden vervangen. Indien niet uiterlijk op 15 oktober 2025 een dergelijk bericht is ontvangen, zal betrokkene geacht worden akkoord te zijn met de benoemde bewindvoerder. Indien betrokkene verzoekt om een andere bewindvoerder, zullen de daarmee gemoeide kosten voor het opmaken van een eindrekening en verantwoording en de aanvangswerkzaamheden voor de nieuw te benoemen bewindvoerder voor rekening van betrokkene komen.
Aangezien het ontslag te wijten is aan de bewindvoerder zal de kantonrechter bepalen dat de bewindvoerder geen vergoeding voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording mag opnemen.
Het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder worden ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en bewindregister, voor zover het bewind al gepubliceerd was voor de wijziging.
Uit de wet vloeit voort dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is en in stand blijft zolang niet in eventueel hoger beroep anders is beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
- ontslaat
OpRecht Leiden B.V.met ingang van 21 juli 2025 als bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van betrokkene;
- benoemt
Budget Solutions B.V.met ingang van 21 juli 2025 tot opvolgend bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van betrokkene;
- bepaalt dat de ontslagen bewindvoerder eindrekening en -verantwoording aflegt aan de nieuwe bewindvoerder en die vervolgens doet toekomen aan de kantonrechter;
- bepaalt dat het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder worden ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en bewindregister, voor zover het bewind al gepubliceerd was voor de wijziging;
- bepaalt dat de nieuwe bewindvoerder voor de (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven, ten laste van het vermogen van betrokkene mag brengen.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2025
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
BIJLAGE, behorende bij de beschikking met bovengenoemd zaaknummer van 14 juli 2025
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet de bewindvoerder niet aan de kwaliteitseisen zoals neergelegd in het Besluit kwaliteitseisen CBM (hierna: Besluit), met name artikel 9 van dat Besluit, en de artikelen 1:383, zesde lid, en 1:435, zesde lid, aanhef en onder c, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Ingevolge de artikelen 1:385, eerste lid, aanhef en onder d, 1:448, tweede lid, en 1:461, tweede lid, BW kan de curator/bewindvoerder/mentor ambtshalve worden ontslagen wegens gewichtige redenen of omdat niet meer wordt voldaan aan de eisen om curator/bewindvoerder/mentor te kunnen worden.
Op grond van de artikelen 1:383, zesde lid, en 1:435, zesde lid, en onder c, BW kunnen niet tot curator/bewindvoerder worden benoemd zij van wie één of meer goederen onder een bewind als bedoeld in titel 19 staan.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b en d, en derde lid van het Besluit geniet de curator/bewindvoerder, direct of indirect, geen ander voordeel uit zijn positie als curator/bewindvoerder dan de beloning die hij voor zijn curator-/bewindvoerderschap ontvangt. In het bijzonder:
b. koopt hij geen goederen van de onder curatele/bewind gestelde,
d. geniet hij geen voordeel van enige opdracht die hij aan zichzelf of een derde verstrekt in het kader van zijn curatorschap/bewindvoerderschap.
Op grond van het tweede lid wordt als een indirect voordeel voor de curator/bewindvoerder beschouwd een voordeel, bedoeld in het eerste lid, genoten door personen door wie de curator/bewindvoerder zijn taak uitoefent en een familielid van de curator/bewindvoerder.
De heer [naam 2] heeft op 12 mei 2025 een email gezonden aan het Landelijk Kwaliteitsbureau CBM (LKB) waarin hij melding maakt van een aantal misstanden bij de bewindvoerder. Hij was cliënt van het kantoor vanaf 9 februari 2017 tot 16 april 2023. Het LKB heeft deze email doorgezonden naar de kantonrechter. In reactie op deze email heeft de bewindvoerder e-mails aan de rechtbank en het LKB verzonden en een telefoongesprek gehad met juniorgerechtsjurist mw. [naam 3] waarin de beschuldigingen van de heer [naam 2] werden afgedaan als zijnde niet waar en waarin hij ervan werd beschuldigd dat hij de verhalen had verzonnen en dat hij er vervolgens zelf in was gaan geloven. Zo schrijft de bewindvoerder in haar email van 27 mei 2025, 14:49 uur, aan mw. [naam 3] :
“In zijn communicatie naar ons, zowel verbaal als op schrift, zijn duidelijke feitelijke onwaarheden genoemd waarbij hij zijn eigen realiteit leek te creëren. Deze onwaarheden van uiteenlopende aard lijken in zijn beleving een eigen leven te zijn gaan leiden. Tot de dag van vandaag ontvangen wij lange stukken tekst met een inhoud die leest alsof hij een verleden, wat ten grote dele verzonnen is, niet kan loslaten. Deze getoonde obsessieve houding gepaard met een realiteit die slechts geijkt is op enkele halve waarheden blijkt nog steeds groter te worden.”
Inmiddels heeft de kantonrechter echter moeten constateren dat een groot aantal van de beschuldigingen van de heer [naam 2] wel degelijk op waarheid berusten. In genoemde email van 27 mei 2025 werd door de bewindvoerder nota bene gesuggereerd om het bewind van de heer [naam 2] om te zetten naar curatele, terwijl op de zitting van 6 juni 2025 gebleken is dat daarvoor geen enkele grond aanwezig was.
Gebleken is dat cliënten, die bij het kantoor onder bewind of onder curatele stonden, werkzaam zijn geweest voor het kantoor. Het gaat (onder andere) om de cliënten met zaaknummers BM 22489, BM 9278, BM 7919 en BM 8160. Deze personen bevonden zich in een dubbele afhankelijke positie doordat het kantoor zowel bewindvoerder/curator als werkgever/opdrachtgever was van deze personen. Deze dubbelrol is niet toegestaan en was bij de rechtbank en het LKB niet bekend. Het salaris werd gedeeltelijk cash uitbetaald (naast het leefgeld), zonder dat dit geadministreerd werd en/of bekend was bij de uitkeringsinstantie van betrokkenen. Hieruit zouden terugvorderingen bij deze betrokkenen kunnen ontstaan. Betrokkenen hebben toegang gehad tot systemen van het kantoor, derhalve tot dossiers van andere cliënten. Twee van de betrokkenen zijn later (assistent-)bewindvoerder bij het kantoor geworden, zonder dat bij de rechtbank en het LKB werd gemeld dat zij eerder bij het kantoor onder bewind hadden gestaan.
De heer [naam 2] en de betrokkene in de zaak BM 8160 hebben jarenlang werkzaamheden voor het kantoor verricht, terwijl zij cliënt van het kantoor waren. Weliswaar is dit op enig moment vastgelegd in een vrijwilligerscontract met een onkostenvergoeding van € 140,-- per maand en zou overleg hebben plaatsgevonden met het UWV, maar vast staat dat hierover geen enkel overleg heeft plaatsgevonden met de kantonrechter en/of het LKB. Het door cliënten werk laten verrichten voor het kantoor van de bewindvoerder is in strijd met artikel 9 van het Besluit kwaliteitseisen. De bewindvoerder heeft hier geen enkel probleem gezien of willen zien.
De betrokkene in de zaak met nummer BM 9278 stond vanaf 29 november 2018 tot 16 december 2024 bij het kantoor onder bewind. Zij was in elk geval al in 2022 werkzaam voor het kantoor. Dagvaardingen van deurwaarders zijn toen door haar als medewerkster van het kantoor in ontvangst genomen. Door het kantoor is aan het LKB bericht dat zij in 2023 als stagiair werkzaam was voor het kantoor. Verder heeft betrokkene een woning gehuurd van een andere cliënt van het kantoor die eveneens onder bewind stond (BM 6770). De huurovereenkomst ging in per 1 juli 2022. Betrokkene heeft op het betreffende adres ingeschreven gestaan tot 29 september 2023. Als verweer is door de bewindvoerder aangevoerd dat de kantonrechter te Leiden machtiging heeft verleend voor het aangaan van deze huurovereenkomst. Dit verweer slaagt niet omdat de bewindvoerder de kantonrechter in het machtigingsverzoek niet heeft geïnformeerd over het feit dat de huurovereenkomst werd aangegaan met een andere cliënt van het kantoor. Verder is aangevoerd dat er geen schade voor de cliënt is ontstaan, maar ook dit snijdt geen hout omdat de kantonrechter dit aspect niet bij de beoordeling van het machtigingsverzoek heeft kunnen betrekken.
Een medewerkster van het kantoor, die daar als bewindvoerder in dienst was, heeft de woning van een cliënt van het kantoor (BM 7808) gekocht. De levering heeft plaatsgevonden op 1 november 2024. Ook hier heeft de bewindvoerder het verweer gevoerd dat de kantonrechter te Leiden machtiging heeft verleend voor de verkoop van de woning en dat er geen schade voor de cliënt is ontstaan. Dit verweer slaagt wederom niet omdat de bewindvoerder niet in het machtigingsverzoek heeft meegedeeld dat de koper een medewerkster van het kantoor was. De kantonrechter heeft dus helemaal niet de afweging kunnen maken of dit een verstandige transactie in het belang van de cliënt/eigenaar was.
In de zaak BM 9554 is door de bewindvoerder erkend dat zij een barbecue heeft gehouden voor medewerkers van het kantoor en andere personen in de tuin van de recreatiewoning van betrokkene die op dat moment opgenomen was in een instelling.
Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat er structureel sprake is geweest van belangenverstrengeling en het verkrijgen van andere voordelen van de cliënten van het kantoor dan uitsluitend de beloning voor het uitvoeren van de taak van bewindvoerder/curator. Weliswaar is door de bewindvoerder aangevoerd dat zij geen enkel voordeel heeft gehad van bovengenoemde handelingen, maar het voordeel kan ook indirect zijn als een medewerker van het kantoor het voordeel geniet (bijv. de verkrijging van een woning). Verder zijn er werkzaamheden door onderbewindgestelde cliënten uitgevoerd voor het kantoor tegen een beloning die aanzienlijk lager was dan de vergoeding die betaald zou zijn als een professional was ingehuurd. Ten slotte is de bewindvoerder niet open en transparant geweest naar de rechtbank en het LKB. Dit verhoudt zich niet met de in artikel 1:436, vijfde lid, BW vermelde inlichtingenplicht. Het vorenstaande betekent dat niet voldaan wordt aan de kwaliteitseisen en dat er voldoende gewichtige redenen zijn die een ontslag in alle zaken bij deze rechtbank rechtvaardigt.
Namens de bewindvoerder is aangevoerd dat een ontslag in alle zaken een te zware maatregel is voor de gepleegde feiten. Er zou rekening moeten worden gehouden met de medewerkers van het kantoor en de vele cliënten die tevreden zijn over het kantoor. Feit is dat de bewindvoerder zich in de bovengenoemde gevallen niet heeft gerealiseerd dat hier mogelijk een probleem was en dat, als hier toch voor werd gekozen, open en transparant gecommuniceerd diende te worden naar de kantonrechter en/of het LKB, zodat die een goede beslissing zouden kunnen nemen. De kantonrechter kan er dan ook niet vanuit gaan dat de bovengenoemde kwesties de enige zijn geweest die zich hebben voorgedaan. Evenmin kan er op vertrouwd worden dat situaties als deze zich in de toekomst niet meer zullen voordoen. Als de bewindvoerder werkelijk schoon schip had willen maken dan had zij in plaats van de betrouwbaarheid van de heer [naam 2] te ondermijnen en zaken slechts schoorvoetend te erkennen, direct uit eigen beweging volledige openheid van zaken dienen te geven.