ECLI:NL:RBDHA:2025:12614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
11623602 \ RL EXPL 25-6031
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding wegens 'treintje rijden' door Q-Park

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van € 521,88 van de gedaagde, die op 2 december 2024 de parkeeraccommodatie van Q-Park heeft verlaten zonder te betalen, door middel van 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat de gedaagde, ondanks een duidelijke vermelding van de algemene voorwaarden bij de ingang van de parkeergarage, de voorwaarden heeft geschonden door niet te betalen bij het verlaten van de parkeerfaciliteit. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat deze geen oneerlijke bedingen bevatten. De vordering van Q-Park is toegewezen, inclusief rente en proceskosten, omdat de gedaagde niet ter zitting is verschenen om zijn verweer te onderbouwen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit het niet naleven van de voorwaarden, en dat de gevorderde bedragen redelijk zijn in het licht van de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
np/b
Zaaknummer: 11623602 \ RL EXPL 25-6031
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 maart 2025;
- de aantekeningen van de mondelinge conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting zijn verschenen [naam] en haar collega. [gedaagde] is, hoewel daartoe naar behoren opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert de parkeeraccommodatie [locatie] (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Het parkeermanagementsysteem en camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat een voertuig met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gebruik heeft gemaakt van de parkeeraccommodatie. De auto staat op naam van [gedaagde] .
2.3.
Bij de ingang van de parkeeraccommodatie wordt voorafgaand aan het naar binnen rijden de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden van Q-Park kenbaar gemaakt door middel van een informatiebord.
2.4.
Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden het volgende over ‘treintje rijden’ opgenomen:
“Treintje rijden
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
5.8
Het is Q-Park niet toegestaan om bij een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.
5.9
Q-Park is vrij het in artikel 5.5 en 5.7 genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te indexeren conform CPI.
(…)
7.5
De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties.
(…) 8.2
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen Q-Park en zakelijke klanten bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van € 250. In afwijking van vorenstaande geldt tussen Q-Park en de consument (een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf) de wettelijke regeling van art. 6:96 BW en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.”
2.5.
Het tarief ‘verloren kaart’ bedraagt voor de parkeeraccommodatie € 80,-.
2.5.
Op de door Q-Park overgelegde videobeelden is te zien dat de auto op 2 december 2024 om 17.51 uur de parkeeraccommodatie heeft verlaten zonder te betalen door achter een andere auto aan onder de slagboom door te rijden (‘treintje rijden’).
2.6.
Q-Park heeft [gedaagde] 13 december 2024 gesommeerd om een bedrag van
€ 453,81 te voldoen.
2.7.
[gedaagde] heeft het bedrag onbetaald gelaten.
3. Het geschil
3.1.
Q-Park vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 521,88, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Q-Park stelt dat (de auto van) [gedaagde] op 2 december 2024 haar parkeerplaats aan [locatie] in Den Haag zonder te betalen heeft verlaten ("treintje rijden"). Q-Park brengt op grond van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de parkeerovereenkomst daarom bij hem € 80,00 aan ‘tarief verloren kaart’ en een schadevergoeding van € 373,81, in rekening. Q-Park vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van dit bedrag, met rente en € 68,07 aan incassokosten
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Q-Park, met veroordeling van Q-Park in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Door het inrijden van de parkeergarage is de [gedaagde] als eigenaar van de auto een overeenkomst aangegaan met Q-Park. Vaststaat dat bij de ingang van de garage een bord staat met daarop de parkeertarieven en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en de (digitale) vindplaats daarvan, zodat de algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn. Daarmee is voldaan aan de artikelen 6:234, 6:230a, 6:230b en 6:230c BW. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de algemene voorwaarden geen bedingen bevatten die, afzonderlijk én in onderlinge samenhang bezien, oneerlijk zijn. Het “tarief verloren kaart” (een vergoeding voor het gederfde parkeertarief) is redelijk en laat onverlet dat Q-Park een aanvullende schadevergoeding in de vorm van een forfaitair bedrag mag vorderen, alsmede overige, daadwerkelijk geleden (gevolg)schade en de werkelijke parkeerkosten, voor zover die parkeerkosten hoger zijn dan het “tarief verloren kaart”. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet oneerlijk. Het forfaitaire bedrag van € 373,81 dient immers als prikkel tot nakoming (uitrijden nadat er is betaald) en mag in dat opzicht voldoende afschrikwekkend zijn, teneinde het “treintje rijden” te ontmoedigen. Bovendien staat het in redelijke verhouding tot de belang van Q-Park en dient het voor vergoeding van algemenere schade, zoals de inzet van personeel en apparatuur met betrekking tot het voorkomen van en klachten over “treintje rijden”. Verder kan “treintje rijden” leiden tot kopieergedrag, schade aan de slagboom bij het uitrijden en een onveilig gevoel in de parkeergarage. Verder heeft Q-Park in artikel 5.8 cumulatie van andere bedingen uit de algemene voorwaarden voor dezelfde gedragingen uitgesloten.
4.3.
Ten aanzien van de op grond van artikel 8.2 gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, is de kantonrechter van oordeel dat ook die geen onevenredige afwijking van de wettelijke regeling die zonder het beding zou gelden oplevert.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft weersproken dat sprake is geweest van “treintje rijden”. [gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij niet de intentie had te parkeren. Dat verweer wordt verworpen, nu hij met het inrijden van de parkeergarage een overeenkomst is aangegaan met Q-park en zijn beweegredenen daarvan niet relevant zijn.
4.5.
Verder heeft hij als verweer gevoerd dat de slagboom vanzelf open ging omdat hij de garage na binnenkomst weer binnen de toegestane tijd heeft verlaten en de slagboom vanzelf open ging. Q-Park heeft dit, aan de hand van de video opname van het uitrijden die zij ter griffie heeft gedeponeerd, weersproken. Op de video is te zien dat vlak voor [gedaagde] een auto de parkeergarage verlaat en dat [gedaagde] direct achter deze auto aanrijdt. De slagboom is dus niet tussentijds weer dichtgegaan en vanzelf voor hem opengegaan, zoals [gedaagde] stelt. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen om zijn verweer nader te onderbouwen.
4.6.
Daarmee is komen vast te staan dat sprake is geweest van ‘treintje rijden’ en dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de algemene voorwaarden van Q-Park. De vordering wordt daarom toegewezen, zij het dat de rente over € 453,81 toe wordt gewezen vanaf 2 december 2024 en de rente over de incassokosten van € 68,07 vanaf de dag dat de dagvaarding is uitgebracht.
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Q-Park worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,78
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
798,28
4.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Q-Park dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] om € 521,88 aan Q-Park te betalen, met rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek, over € 453,81 vanaf 2 december 2024 en over
€ 68,07 vanaf de dag dat de dagvaarding uitgebracht is (21 maart 2025), in beide gevallen tot het moment waarop het bedrag volledig is betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Q-Park worden begroot op € 798,28, als [gedaagde] na aanschrijving niet vrijwillig aan het vonnis voldoet en het moet worden betekend, moet [gedaagde] ook die kosten betalen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. S.L.M. Staals en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.