ECLI:NL:RBDHA:2025:12624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
NL25.380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Palestijnse eiser met homoseksuele gerichtheid en afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Palestijnse eiser behandeld. De eiser, die van homoseksuele gerichtheid is, heeft op 11 december 2022 asiel aangevraagd in Nederland, na te zijn aangekomen op een geldig Schengenvisum. De aanvraag werd op 3 januari 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, omdat de minister de asielmotieven van de eiser niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De rechtbank stelt dat de minister onvoldoende motivering heeft gegeven voor het ongeloofwaardig achten van de seksuele gerichtheid van de eiser en dat er een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling had moeten plaatsvinden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak. De rechtbank oordeelt dat de eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Verweerder heeft eisers asielmotief – seksuele gerichtheid en problemen als gevolg daarvan – niet zonder nadere motivering ongeloofwaardig kunnen achten. Verweerder dient een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te maken en daarbij externe geloofwaardigheidsindicatoren te betrekken
.Daarnaast heeft verweerder ten onrechte de beëindiging van het arbeidscontract in de Verenigde Arabische Emiraten als asielmotief aangemerkt. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 11 december 2022 een asielaanvraag ingediend. Hij stelt van Palestijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1992. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 3 januari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
3. Eiser is geboren op [datum] 1992 in de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: de VAE) en heeft daar sindsdien gewoond. Eiser is van Palestijnse afkomst en heeft een tijdelijk Jordaans reisdocument. Eiser is Nederland op 7 december 2022 op een geldig Schengenvisum ingereisd.
Het asielrelaas
4. Eiser is uit de VAE vertrokken vanwege zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft tijdens het derde of vierde jaar van zijn studie problemen ervaren als gevolg van zijn seksuele gerichtheid. Eiser is aangehouden door een agent en ondervraagd over zijn seksuele gerichtheid. Verder heeft eiser verklaard dat hij van zijn ouders moest trouwen met een meisje. Om dit te voorkomen is hij, met behulp van een visum, verstrekt door de Nederlandse vertegenwoordiging, vertrokken naar Nederland. Eiser heeft verklaard dat als bij terugkeer naar de VAE zijn seksuele gerichtheid bekend zou worden, hij niet door de autoriteiten zal worden beschermd en in de gevangenis terecht zal komen of het land wordt uitgezet.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
1. identiteit, nationaliteit en land van gebruikelijke verblijfplaats;
2. seksuele gerichtheid en de problemen als gevolg daarvan;
3. beëindiging van het arbeidscontract in de Verenigde Arabische Emiraten.
5.1
Verweerder heeft het eerste motief wel en het tweede en derde motief niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft zijn verklaringen niet met objectieve documenten onderbouwd. Het asielrelaas is door verweerder niet alsnog geloofwaardig geacht, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder a, c, en d van de Vw.
5.2
De verklaringen van eiser vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel en voldoen daarmee niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder c van de Vw. Eiser heeft ten eerste niet voldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens ten aanzien van de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid, hoe hij met zijn seksuele gerichtheid is omgegaan in een land waar dit verboden is en hoe zijn seksuele gerichtheid zich verhoudt tot zijn religie. Eiser heeft verder wisselend verklaard over de reden dat hij is gaan bidden en algemeen en summier verklaard over een situatie of gebeurtenis die aanleiding gaf te bidden om zichzelf te corrigeren. Ook heeft eiser wisselend verklaard over wie op de hoogte is van zijn seksuele gerichtheid in de Verenigde Arabische Emiraten. Daarnaast heeft eiser wisselend en vaag verklaard over of [voornaam 1] aan eiser verteld heeft of hij op mannen valt. Eiser heeft summier verklaard over het gesprek dat hij met [voornaam 2] voerde over zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft algemeen en summier verklaard over hoe de vriendschap met [voornaam 3] is ontwikkeld tot een liefdesrelatie. Eiser heeft algemeen en summier verklaard over de ontmoeting met zijn huidige partner [naam] . Eiser heeft verder ook wisselend verklaard over de ruiten van de auto waarin hij zich bevond toen hij zijn vriend kuste. Eiser heeft wisselend verklaard over of [voornaam 4] eisers neef heeft ingelicht over zijn seksuele gerichtheid. Daarnaast werpt verweerder tegen dat eiser zijn asielaanvraag wilde intrekken om naar zijn moeder te kunnen reizen die behandeld ging worden in het ziekenhuis in Jordanië.
5.3
Omdat eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend voldoet eiser niet aan artikel 31, zesde lid, onder d van de Vw. Eiser is op 7 december 2022 ingereisd en heeft zich op 11 december 2022 gemeld voor zijn asielaanvraag. Dit betekent dat eiser ook hierom niet het voordeel van de twijfel krijgt en het tweede en derde asielmotief niet alsnog geloofwaardig worden geacht.
5.4
Eiser heeft met de zienswijze kopieën van documenten overgelegd die betrekking hebben op de beëindiging van zijn arbeidscontract in de VAE. Omdat eiser deze laat inbrengt en niet de originele documenten heeft ingebracht, voldoet eiser ook niet aan artikel 31, zesde lid onder a van de Vw.
5.5
Verweerder meent dat eiser geen gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat hij bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser krijgt een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 4 weken.
Beëindiging van het arbeidscontract in de Verenigde Arabische Emiraten
6. Eiser voert aan dat hem ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij geen documenten heeft overgelegd die onderbouwen dat zijn arbeidscontract in de VAE is beëindigd. Het is eiser onduidelijk wat het belang daarvan is voor de beoordeling van zijn asielaanvraag.
6.1
De rechtbank volgt eiser in zijn stelling en is van oordeel dat verweerder de beëindiging van het arbeidscontract in de Verenigde Arabische Emiraten ten onrechte heeft aangemerkt als asielmotief. Eiser heeft in zijn nader gehoor niet aangeven dat hij om deze reden is gevlucht. Ter zitting heeft verweerder dit ook niet betwist. Uit eisers relaas blijkt ook anderszins niet dat de beëindiging van eisers arbeidscontract relevant is voor de beoordeling of hij te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. Nu verweerder dit ten onrechte als asielmotief heeft aangemerkt, kan de tegenwerping dat eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder a van de Vw ook geen stand houden. De beroepsgrond slaagt.
Seksuele gerichtheid en de problemen als gevolg daarvan
7. Eiser voert aan dat hij niet wisselend heeft verklaard over de reden dat hij is gaan bidden. Hij is zowel gaan bidden op aandringen van zijn ouders als dat hij is gaan bidden om zijn gevoelens te corrigeren. Eiser voert verder aan dat hem ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij algemeen en summier heeft verklaard over een situatie of gebeurtenis die hem aanleiding gaf om te bidden om zichzelf te corrigeren. Ten derde voert eiser aan dat hij niet wisselend heeft verklaard over of zijn geaardheid in de VAE bekend is. Hij heeft zijn geaardheid niet aan de grote klok gehangen en de personen met wie hij in fysieke of in andere zin intiem is geweest weten het wel van hem en dat is zonder meer begrijpelijk. Eiser voert daarnaast aan dat hij niet wisselend en vaag heeft verklaard over [voornaam 1] . Eiser is heel lang vrienden met hem geweest en weet daarom niet meer precies of hij daadwerkelijk van hem gehoord heeft dat hij op mannen valt of dat hij het aannam op basis van [voornaam 1] gedrag en bewegingen. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser summier heeft verklaard over het gesprek met [voornaam 2] over zijn seksuele gerichtheid. Verweerder neemt aan dat zo’n gesprek een impact moet hebben gehad op eiser, terwijl eiser en [voornaam 2] ook al lang bevriend zijn. Eiser voert aan dat zijn kennis van lhbti-organisaties in Nederland een indicatie is van zijn seksuele gerichtheid. Eiser voert vervolgens aan dat het niet tegenstrijdig is dat geblindeerde ruiten in de tijd lichter worden. Eiser voert verder aan dat hij niet wisselend heeft verklaard over of [voornaam 4] zijn neef heeft ingelicht over eisers seksuele gerichtheid.
Verder wijst eiser op stukken die hij in beroep heeft overgelegd: foto’s van hem en zijn vriend, chatberichten tussen hem en zijn vriend, een verklaring van zijn vriend over het ontstaan van hun relatie, een kopie van het bestreden besluit met commentaar van hemzelf en een rapport van LGBT Asylum Support. Bij dat rapport is een e-mail opgenomen waarin LGBT Asylum Support het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van azc Purmerend vraagt om eiser over te plaatsen. Ook zijn screenshots van eisers activiteiten op Grindr, een datingapp voor homoseksuele mannen, als bijlage bij het rapport gevoegd. Eiser voert ter zitting aan dat hij veel heeft verklaard over datingssites in het nader gehoor, maar dat verweerder dit niet heeft betrokken in het besluit. Er is geen sprake geweest van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling.
8. De rechtbank constateert dat eiser geen gronden heeft gericht tegen het standpunt van verweerder dat eiser algemeen en summier heeft verklaard over hoe zijn vriendschap met [voornaam 3] is ontwikkeld tot een liefdesrelatie en tegen het standpunt dat eiser in juni 2023 de intentie had om zijn asielaanvraag in te trekken om naar zijn moeder te kunnen reizen. De rechtbank houdt de motivering van deze onderdelen van het bestreden besluit voor juist. In geschil is of verweerder de overige punten van de seksuele gerichtheid en de daaruit volgende problemen geloofwaardig heeft kunnen achten.
Eisers seksuele gerichtheid
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over de reden dat hij is gaan bidden. Eiser verklaart dat, toen hij het gevoel kreeg dat hij op mannen viel, hij onder andere heeft geprobeerd te gaan bidden om zijn geaardheid te corrigeren [2] . Later verklaart hij dat hij op enig moment weer is gaan bidden, omdat zijn ouders zeurden dat hij moest gaan bidden [3] . Eiser licht toe dat dit in het verleden zo was. De hoorambtenaar vraagt, “u zei eerder ‘ik ging bidden om mijn geaardheid te veranderen’”. Daarop reageert eiser ‘dat klopt, maar ik heb het over het verleden gehad, maar nu als ik wil bidden doe ik dat enkel omdat ik zelf wil bidden’. Daarna komt nog een paar keer terug of het nu over het verleden gaat. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet wisselend dat eiser in het verleden meer door zijn ouders werd gestuurd om te gaan bidden en dat hij op latere leeftijd ging bidden naar aanleiding van negatieve gevoelens bij de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het voor eiser misschien niet duidelijk was wat met ‘het verleden’ werd bedoeld. Dit wordt in de vraagstelling niet duidelijk.
9.1
De rechtbank volgt verweerder ook niet in haar standpunt dat eiser algemeen en summier heeft verklaard over een situatie of gebeurtenis die eiser aanleiding gaf om te bidden om zichzelf te corrigeren. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het noodzakelijk is dat aan het bidden, vanwege negatieve gevoelens bij de ontdekking van eisers seksuele gerichtheid, een specifieke situatie of gebeurtenis vooraf moet gaan. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser zelf heeft verklaard dat hij is geboren en opgegroeid als een moslim, dat hij geen afstand van zijn geloof heeft gedaan, maar dat hij alleen niet praktiseert. In het licht van die context, kunnen eisers verklaringen dat hij op enig moment weer ging bidden omdat hij zichzelf wilde corrigeren, in redelijkheid niet als algemeen en summier worden beschouwd.
9.2
Het standpunt van verweerder dat eiser wisselend heeft verklaard over wie er op de hoogte is van eisers seksuele gerichtheid in de VAE, volgt de rechtbank evenmin. Eiser heeft op pagina 9 van het nader gehoor geantwoord op een vraag die ziet op het risico bij terugkeer, namelijk wat er met hem zou gebeuren als hij nu zou terugkeren naar de VAE. Eiser verklaart daarop dat er niets zou gebeuren omdat niemand er iets vanaf weet, niemand weet waarom hij in Nederland asiel heeft aangevraagd. De rechtbank stelt vast dat niet aan eiser is gevraagd wie er op de hoogte is van zijn seksuele gerichtheid in de VAE. Dat eiser later in het gehoor heeft verklaard dat hij over zijn geaardheid heeft gesproken met zijn partners, een groepje studenten van de universiteit en een agent, doet dan ook geen afbreuk aan wat hij op pagina 9 van het nader gehoor heeft verklaard.
9.3
Het standpunt van verweerder dat eiser wisselend en vaag heeft verklaard of [voornaam 1] aan eiser heeft verteld dat hij op mannen valt, volgt de rechtbank eveneens niet. De rechtbank acht de verklaring van eiser dat hij lang bevriend is met [voornaam 1] en dat hij niet precies weet of hij daadwerkelijk van hem heeft gehoord dat hij op mannen valt of dat hij het aannam op basis van diens gedrag en bewegingen, niet onaannemelijk. De rechtbank volgt eiser ook in zijn standpunt dat hij niet wisselend, algemeen en summier heeft verklaard over het gesprek dat tussen hem en [voornaam 2] heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat eiser niet meer weet wie als eerste heeft gesproken over zijn seksuele gerichtheid en hoe de verdere inhoud van het gesprek was. De verklaring van eiser dat hij het moment herinnert maar verder geen details kan geven is gelet op de verstreken tijd niet onaannemelijk. Verweerder heeft zich wat betreft deze tegenwerping onvoldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat omdat eisers seksuele gerichtheid in de VAE niet wordt geaccepteerd, eiser gedetailleerder had moeten kunnen antwoorden.
9.4
Ten aanzien van de tegenwerping dat eiser algemeen en summier heeft verklaard over de ontmoeting en liefdesrelatie met zijn huidige partner [naam] , overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft verklaard over hoe hij zijn huidige partner [naam] heeft ontmoet en hoe de liefdesrelatie zich heeft ontwikkeld. Eiser heeft met de zienswijze en in beroep foto’s van hem en zijn partner, chatgesprekken tussen hen beiden en een rapport van LGBT Asylum Support overgelegd.
9.4.1
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het zwaartepunt bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van de seksuele geaardheid, de eigen ervaringen van eiser zijn. Ten aanzien van de overgelegde stukken stelt verweerder zich op het standpunt dat niet duidelijk is dat de chatberichten betrekking hebben op eiser en zijn partner. De overgelegde foto’s acht verweerder ook niet overtuigend, nu het om momentopnames gaat. Tenslotte stelt verweerder zich op het standpunt dat de bewijsstukken die in beroep zijn overgelegd, onvoldoende feitelijk van aard zijn. Desgevraagd heeft verweerder zich ter zitting op het standpunt gesteld dat, ook al geeft het bestreden besluit geen blijk van een afweging van thema’s, er een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden.
9.4.2
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen verklaringen aannemelijk kan en moet maken, onverlet laat dat bepaalde stukken, die wat betreft inhoud niet in strijd komen met de grondrechten en menselijke waardigheid, kunnen dienen als ondersteunend bewijs. [4] Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) eerder heeft overwogen [5] , verricht verweerder immers een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarbij hij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s uitdrukkelijk in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en het overgelegd bewijsmateriaal beziet. Daarbij kan de omstandigheid dat een vreemdeling over één thema ontoereikend heeft verklaard zonder dat hiervoor een rechtvaardiging bestaat, er niet zonder meer toe leiden dat de door die vreemdeling gestelde seksuele gerichtheid ongeloofwaardig moet worden geacht, aangezien die ontoereikende verklaring kan worden gecompenseerd met andere verklaringen en overgelegd bewijsmateriaal. Het is daarbij aan verweerder om in het besluit inzichtelijk te maken hoe hij de afgelegde verklaringen en overgelegde stukken in het kader van de verschillende thema’s waardeert en onderling weegt.
9.4.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder haar standpunt, dat eiser algemeen en summier heeft verklaard over de ontmoeting en liefdesrelatie met zijn huidige partner [naam] , niet deugdelijk heeft gemotiveerd, omdat hij daarbij de overgelegde stukken onvoldoende heeft betrokken. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser 65 pagina’s aan chatberichten heeft overgelegd. Weliswaar zijn die niet vertaald in het Nederlands, maar op de chat is een afbeelding te zien van eiser, die door [naam] als ‘liefde’ in zijn contacten staat. Uit de Engelse vertaling blijkt afdoende dat het hier om chats tussen eiser en [naam] gaat. Verder zijn er screenshots overgelegd van eisers aanwezigheid op Grindr. De rechtbank volgt eiser ook in zijn stelling dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft betrokken dat eiser in zijn nader gehoor uitgebreid heeft verklaard over zijn aanwezigheid op diverse datingapps voor homoseksuelen. Ook dit kan een onderbouwing van zijn geaardheid vormen. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat uit het bestreden besluit en het ingelaste voornemen onvoldoende blijkt dat verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling (zoals hiervoor is weergegeven) heeft verricht waarbij alle relevante feiten en omstandigheden zijn betrokken en in onderlinge samenhang zijn gewogen. De in beroep overlegde stukken zijn een onderbouwing van eisers relatie met [naam] . De beroepsgrond, voor zover deze zich richt op geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid, slaagt.
Problemen als gevolg van eisers seksuele gerichtheid
10. De rechtbank overweegt dat zij verweerder volgt in haar standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over de ruiten van de auto waarin eiser zijn vriend kuste. Eiser heeft enerzijds verklaard dat de ruiten doorzichtig waren, zodat de politieagent [voornaam 4] hen kon zien zoenen en anderzijds dat het geblindeerde ruiten waren. De stelling van eiser dat de geblindeerde ruiten door tijdsverloop doorzichtig zijn worden, volgt de rechtbank niet omdat eiser deze niet heeft onderbouwd.
11. De rechtbank volgt verweerder ook in haar standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over of [voornaam 4] de neef van eiser heeft ingelicht over zijn seksuele gerichtheid. De verklaring van eiser in het vrije relaas op pagina 6 van het nader gehoor wijkt af van zijn verklaring hierover op pagina 37 van het nader gehoor. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser ook na confrontatie met de wissende verklaringen hiervoor geen verschoonbare reden heeft gegeven. De beroepsgrond voor zover deze zich richt op de geloofwaardigheid van de problemen als gevolg van eisers seksuele gerichtheid slaagt niet.
Conclusie met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling12. De rechtbank concludeert dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van het tweede asielmotief in het bestreden besluit gelet op de overwegingen 9.1 t/m 9.4 geen stand kan houden. Het beroep is reeds hierom gegrond. Verweerder heeft in het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen onvoldoende kenbaar een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht waarbij alle relevante omstandigheden zijn betrokken en in samenhang zijn gewogen. Verweerder dient op basis van de WI 2019/17 aan de hand van 5 thema’s eisers gestelde geaardheid te beoordelen en daarbij ook de externe geloofwaardigheidsindicatoren te betrekken. Die beoordeling dient transparant en volledig te zijn. Verweerder moet dus kenbaar maken of zij de feiten die uit de bewijsstukken blijken geloofwaardig vindt of niet, voordat zij beoordeelt welk gewicht zij eraan toekent in het licht van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid.
13. Ten aanzien van de tegenwerping over de verklaringen van de gestelde problemen volgt de rechtbank verweerder in het bestreden besluit, dat deze geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Dit laat onverlet dat het beroep gegrond is. Zoals volgt uit de WI 2019/17 [6] leidt het niet geloofwaardig achten van de verklaringen van de vreemdeling over gebeurtenissen die voor hem aanleiding waren om het land te verlaten, niet vanzelfsprekend tot het ongeloofwaardig achten van de seksuele gerichtheid.
14. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft bestreden dat hij zijn asielaanvraag te laat heeft ingediend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser niet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder d, van de Vw heeft voldaan en dat dit afbreuk doet aan de algemene geloofwaardigheid van eiser. Dat eiser niet aan deze cumulatieve voorwaarde voldoet, vormt echter op zichzelf geen reden om het asielrelaas ongeloofwaardig te achten. Uit artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn volgt niet dat verweerder steeds zonder meer tot de conclusie kan komen dat een asielmotief ongeloofwaardig is, als aan één of meerdere van de cumulatieve voorwaarden niet wordt voldaan. Verweerder moet bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een asielmotief steeds alle omstandigheden in samenhang beoordelen. Nu verweerder niet heeft mogen tegenwerpen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw en dit de kern van de geloofwaardigheidsbeoordeling van zijn seksuele geaardheid raakt, is de rechtbank van oordeel dat de geloofwaardigheidsbeoordeling niet in stand kan blijven.
Conclusie en gevolgen
15. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel als bedoeld in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt.
16. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat er geen juiste integrale geloofwaardigheidsbeoordeling door verweerder heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten of een tussenuitspraak te doen. De rechtbank stelt een termijn van zes weken om een nieuw besluit nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
17. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding stelt de rechtbank vast op
€ 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 3 januari 2025;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van Beek, rechter, in aanwezigheid van mr.
L. Meijer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Pagina 13, nader gehoor.
3.Pagina 17, nader gehoor.
4.Zie Afdelingsuitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754, rechtsoverweging 3.2.
5.Zie Afdelingsuitspraken van 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1630 en van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885.
6.Zie onder 3.