9.4.2De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen verklaringen aannemelijk kan en moet maken, onverlet laat dat bepaalde stukken, die wat betreft inhoud niet in strijd komen met de grondrechten en menselijke waardigheid, kunnen dienen als ondersteunend bewijs.Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) eerder heeft overwogen, verricht verweerder immers een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarbij hij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s uitdrukkelijk in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en het overgelegd bewijsmateriaal beziet. Daarbij kan de omstandigheid dat een vreemdeling over één thema ontoereikend heeft verklaard zonder dat hiervoor een rechtvaardiging bestaat, er niet zonder meer toe leiden dat de door die vreemdeling gestelde seksuele gerichtheid ongeloofwaardig moet worden geacht, aangezien die ontoereikende verklaring kan worden gecompenseerd met andere verklaringen en overgelegd bewijsmateriaal. Het is daarbij aan verweerder om in het besluit inzichtelijk te maken hoe hij de afgelegde verklaringen en overgelegde stukken in het kader van de verschillende thema’s waardeert en onderling weegt.
9.4.3De rechtbank is van oordeel dat verweerder haar standpunt, dat eiser algemeen en summier heeft verklaard over de ontmoeting en liefdesrelatie met zijn huidige partner [naam] , niet deugdelijk heeft gemotiveerd, omdat hij daarbij de overgelegde stukken onvoldoende heeft betrokken. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser 65 pagina’s aan chatberichten heeft overgelegd. Weliswaar zijn die niet vertaald in het Nederlands, maar op de chat is een afbeelding te zien van eiser, die door [naam] als ‘liefde’ in zijn contacten staat. Uit de Engelse vertaling blijkt afdoende dat het hier om chats tussen eiser en [naam] gaat. Verder zijn er screenshots overgelegd van eisers aanwezigheid op Grindr. De rechtbank volgt eiser ook in zijn stelling dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft betrokken dat eiser in zijn nader gehoor uitgebreid heeft verklaard over zijn aanwezigheid op diverse datingapps voor homoseksuelen. Ook dit kan een onderbouwing van zijn geaardheid vormen. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat uit het bestreden besluit en het ingelaste voornemen onvoldoende blijkt dat verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling (zoals hiervoor is weergegeven) heeft verricht waarbij alle relevante feiten en omstandigheden zijn betrokken en in onderlinge samenhang zijn gewogen. De in beroep overlegde stukken zijn een onderbouwing van eisers relatie met [naam] . De beroepsgrond, voor zover deze zich richt op geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid, slaagt.
Problemen als gevolg van eisers seksuele gerichtheid
10. De rechtbank overweegt dat zij verweerder volgt in haar standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over de ruiten van de auto waarin eiser zijn vriend kuste. Eiser heeft enerzijds verklaard dat de ruiten doorzichtig waren, zodat de politieagent [voornaam 4] hen kon zien zoenen en anderzijds dat het geblindeerde ruiten waren. De stelling van eiser dat de geblindeerde ruiten door tijdsverloop doorzichtig zijn worden, volgt de rechtbank niet omdat eiser deze niet heeft onderbouwd.
11. De rechtbank volgt verweerder ook in haar standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over of [voornaam 4] de neef van eiser heeft ingelicht over zijn seksuele gerichtheid. De verklaring van eiser in het vrije relaas op pagina 6 van het nader gehoor wijkt af van zijn verklaring hierover op pagina 37 van het nader gehoor. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser ook na confrontatie met de wissende verklaringen hiervoor geen verschoonbare reden heeft gegeven. De beroepsgrond voor zover deze zich richt op de geloofwaardigheid van de problemen als gevolg van eisers seksuele gerichtheid slaagt niet.
Conclusie met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling12. De rechtbank concludeert dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van het tweede asielmotief in het bestreden besluit gelet op de overwegingen 9.1 t/m 9.4 geen stand kan houden. Het beroep is reeds hierom gegrond. Verweerder heeft in het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen onvoldoende kenbaar een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht waarbij alle relevante omstandigheden zijn betrokken en in samenhang zijn gewogen. Verweerder dient op basis van de WI 2019/17 aan de hand van 5 thema’s eisers gestelde geaardheid te beoordelen en daarbij ook de externe geloofwaardigheidsindicatoren te betrekken. Die beoordeling dient transparant en volledig te zijn. Verweerder moet dus kenbaar maken of zij de feiten die uit de bewijsstukken blijken geloofwaardig vindt of niet, voordat zij beoordeelt welk gewicht zij eraan toekent in het licht van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid.
13. Ten aanzien van de tegenwerping over de verklaringen van de gestelde problemen volgt de rechtbank verweerder in het bestreden besluit, dat deze geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Dit laat onverlet dat het beroep gegrond is. Zoals volgt uit de WI 2019/17leidt het niet geloofwaardig achten van de verklaringen van de vreemdeling over gebeurtenissen die voor hem aanleiding waren om het land te verlaten, niet vanzelfsprekend tot het ongeloofwaardig achten van de seksuele gerichtheid.
14. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft bestreden dat hij zijn asielaanvraag te laat heeft ingediend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser niet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder d, van de Vw heeft voldaan en dat dit afbreuk doet aan de algemene geloofwaardigheid van eiser. Dat eiser niet aan deze cumulatieve voorwaarde voldoet, vormt echter op zichzelf geen reden om het asielrelaas ongeloofwaardig te achten. Uit artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn volgt niet dat verweerder steeds zonder meer tot de conclusie kan komen dat een asielmotief ongeloofwaardig is, als aan één of meerdere van de cumulatieve voorwaarden niet wordt voldaan. Verweerder moet bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een asielmotief steeds alle omstandigheden in samenhang beoordelen. Nu verweerder niet heeft mogen tegenwerpen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw en dit de kern van de geloofwaardigheidsbeoordeling van zijn seksuele geaardheid raakt, is de rechtbank van oordeel dat de geloofwaardigheidsbeoordeling niet in stand kan blijven.
15. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel als bedoeld in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt.
16. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat er geen juiste integrale geloofwaardigheidsbeoordeling door verweerder heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten of een tussenuitspraak te doen. De rechtbank stelt een termijn van zes weken om een nieuw besluit nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
17. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding stelt de rechtbank vast op
€ 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.