ECLI:NL:RBDHA:2025:12652

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
NL25.21896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. O. Sarac, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres diende haar asielaanvraag op 27 januari 2024 in Nederland in. De minister heeft op 14 maart 2024 Kroatië verzocht om eiseres terug te nemen, wat op 28 maart 2024 door de Kroatische autoriteiten is geaccepteerd. De rechtbank constateert dat eiseres niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden na de acceptatie van het terugnameverzoek aan Kroatië is overgedragen, waardoor de minister per 29 september 2024 verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag.

De rechtbank oordeelt dat de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden heeft verlengd, maar deze verlenging is later ingetrokken. Hierdoor geldt voor asielaanvragen die vanaf 1 januari 2024 zijn ingediend weer een beslistermijn van zes maanden. De minister had uiterlijk op 29 maart 2025 op de aanvraag moeten beslissen. Eiseres heeft de minister op 28 april 2025 in gebreke gesteld en meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld, wat leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is.

De rechtbank legt de minister een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 juli 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.21896
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres (gemachtigde: mr. O. Sarac),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister
niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiseres gegrond?

3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen4, vangt de beslistermijn aan op het moment waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.5
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Artikel 30 van de Vw.
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
4. Eiseres heeft op 27 januari 2024 haar asielaanvraag in Nederland ingediend. Op
14 maart 2024 heeft de minister Kroatië verzocht om eiseres terug te nemen.6 De Kroatische autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 28 maart 2024.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet binnen zes maanden na de acceptatie van het terugnameverzoek, dus uiterlijk op 28 september 2024, aan Kroatië is overgedragen. De minister is daarom per 29 september 2024 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.
6. Aanvankelijk heeft de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden verlengd. De minister heeft deze WBV echter weer ingetrokken.7 Als gevolg hiervan geldt voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 weer een beslistermijn van zes maanden. De minister had dus uiterlijk op 29 maart 2025 op de aanvraag moeten beslissen.
7. Eiseres heeft de minister op 28 april 2025 in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is daarom gegrond.

Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?

8. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.8
9. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres in deze zaak nog niet is gehoord omtrent haar asielmotieven. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding om aan de minister een langere nadere beslistermijn dan twee weken op te leggen. In de uitspraak van 8 juli 20209 acht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het zogenoemde
8+8-wekenmodel passend. De rechtbank volgt dit model. Dit betekent dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een gehoor omtrent de asielmotieven van eiseres moet afnemen en binnen acht weken daarna het besluit op de aanvraag bekend moet maken.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
10. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.10 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
6 Artikel 18, eerste lid en onder b van de Dublinverordening.
7 IB 2025/28.
8 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
10 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken na het nader gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, in ieder geval
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juli 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.