ECLI:NL:RBDHA:2025:12712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
NL25.9261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een asielaanvraag. De verzoekster, een minderjarige, had tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin de asielaanvraag niet in behandeling was genomen. De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er op 3 juni 2025 al een uitspraak was gedaan in een vergelijkbare zaak (zaaknummer NL25.9260), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van K. El Mahsini, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is bekendgemaakt op 3 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9261
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , V-nummer: [v-nummer] , verzoekster

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1.
Bij uitspraak van 3 juni 2025, zaaknummer NL25.9260, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om de reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juni 2025 door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van K. El Mahsini, griffier
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.