ECLI:NL:RBDHA:2025:12754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
NL25.10378
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid en gebrek aan onderbouwing van beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiseres, een Algerijnse vrouw, heeft op 22 januari 2025 een asielaanvraag ingediend, die op 4 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend en heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat zij asiel heeft aangevraagd voor een beter leven en dat zij voor niemand vreest in Algerije. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de stellingen in beroep niet zijn geconcretiseerd en onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de in beroep aangevoerde stellingen, waaronder de vrees voor haar leven in Algerije en mogelijke psychische klachten, tegenstrijdig zijn aan eerdere verklaringen van eiseres en niet voldoende zijn onderbouwd. Hierdoor is er geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank heeft besloten dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10378

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Inleiding

1. Eiseres stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988. Zij heeft al meerdere asielaanvragen in Nederland ingediend. Op 22 januari 2025 heeft zij wederom asiel aangevraagd in Nederland. Over die aanvraag gaat deze uitspraak.
2. Bij besluit van 4 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4. De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (met zaaknummer NL25.10379), op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Overwegingen

Het asielrelaas
5. Eiseres heeft tijdens het nader gehoor van 26 februari 2025 – samengevat – het volgende verklaard. Zij is met een visum naar Luxemburg gereisd en heeft toen bedacht om asiel aan te vragen, omdat dit misschien voordelen (een beter leven) voor haar zou hebben. Zij wil ook een beter leven voor haar kind. Eiseres heeft verklaard dat zij voor niemand vreest in Algerije.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder het volgende asielmotief:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Dit geloofwaardig geachte asielmotief levert volgens verweerder echter geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Gelet hierop en nu eiseres volgens verweerder niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was, heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
Het beroep
7. De gemachtigde van eiseres heeft in beroep te kennen gegeven dat zij al een tijd geen contact heeft kunnen krijgen met eiseres, waardoor er geen correcties en aanvullingen op het nader gehoor zijn ingediend en er geen zienswijze is ingediend. De gemachtigde van eiseres heeft in beroep naar voren gebracht dat zij wel van eiseres heeft vernomen dat zij vanwege haar levensstijl in Algerije in de problemen is gekomen. Eiseres vreesde voor haar leven en heeft vervolgens Algerije verlaten. De gemachtigde van eiseres heeft verder naar voren gebracht dat de medische omstandigheden verder moeten worden uitgevraagd, nu er een vermoeden is dat er psychische klachten aanwezig zijn die eiseres hebben beperkt in haar vermogen om te kunnen verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank overweegt dat eiseres in het nader gehoor heeft verklaard dat zij asiel heeft aangevraagd voor een beter leven (p. 7 NG) en dat zij voor niemand vreest in Algerije (p. 10 NG). De in beroep aangevoerde stelling dat eiseres in Algerije vanwege haar levensstijl in de problemen is gekomen en daar vreest voor haar leven, is tegenstrijdig aan de verklaringen van eiseres tijdens het nader gehoor en is daarnaast niet geconcretiseerd. Ook de stelling dat eiseres psychische klachten heeft die haar hebben beperkt in haar vermogen om te verklaren is niet geconcretiseerd en evenmin onderbouwd. Gelet hierop kunnen de in beroep aangevoerde stellingen niet leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. In wat eiseres heeft aangevoerd is dan ook geen grond gelegen voor vernietiging van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gezien het voorgaande ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.