ECLI:NL:RBDHA:2025:12774
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit ongegrond verklaard na zorgvuldig gehoor
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat door de minister van Asiel en Migratie aan eiser was opgelegd. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat op 20 maart 2025 was genomen. Tijdens de zitting op 10 juli 2025 was eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was. Eiser voerde aan dat er sprake was van een onzorgvuldig gehoor, omdat de verweerder onvoldoende onderzoek zou hebben gedaan naar zijn familie- en privéleven en de gevolgen van zijn vertrek uit de Europese Unie. Eiser stelde dat dit in strijd was met het Unierecht en het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde echter dat eiser ten tijde van het terugkeerbesluit geen rechtmatig verblijf had in Nederland of een andere EU-lidstaat, waardoor de verweerder verplicht was om een terugkeerbesluit op te leggen. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak van de Raad van State, waaruit bleek dat de verweerder niet hoeft te toetsen of de terugkeer in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Eiser was voorafgaand aan het besluit gehoord en had de gelegenheid om zijn zienswijze te geven. De rechtbank concludeerde dat het gehoor zorgvuldig was verlopen en dat eiser geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd om van het terugkeerbesluit af te zien. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.