Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[partij B 1] te [woonplaats 1] ,
2.
[partij B 2]te [woonplaats 1] ,
3.
[partij B 3]te [woonplaats 2] ,
4.
[partij B 4]te [woonplaats 3] ,
1.Inleiding
2.De procedure
3.De feiten
€ 325.000 “
voor een erfgenaam”, € 350.000 “
vraagprijs bij verkoop waarbij meerdere beleggers uitgenodigd worden tot koop” en € 375.000 “
vraagprijs voor de zittende huurder”. Op 29 november 2021 hebben de zussen in onderling overleg deze laatste makelaar de opdracht gegund het pand aan de [adres 3] te verkopen, waarbij [partij B 3] als contactpersoon zou fungeren.
€ 500.000 tot verkoop van het pand over te gaan en alle daarvoor noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten. [partij B 3] en [partij A] hebben op hun beurt in reconventie medewerking gevorderd van [partij B 1] en [partij B 2] aan de partiële verdeling van de nalatenschap die ziet op de toedeling van het pand aan [partij A] voor primair een bedrag van € 455.001 en subsidiair een bedrag van € 470.001. De voorzieningenrechter heeft alle vorderingen afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden of en zo ja welke afspraken partijen hebben gemaakt en geen aanleiding bestaat vooruit te lopen op de verdeling van de nalatenschap.