ECLI:NL:RBDHA:2025:12782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
11500873 \ CV VERZ 25-193
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verzoek ex artikel 96 Rv over erfgrens en toegang tot perceel

Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een verzoeker en twee medeverzoekers, alsook de gemeente Gouda. De zaak betreft een verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin de verzoeker, die al meer dan 40 jaar een woning huurt van de gemeente Gouda, een oplossing vraagt voor een conflict over de erfgrens tussen zijn perceel en dat van de medeverzoekers. De verzoeker stelt dat de erfgrens 25 cm verkeerd loopt en heeft verschillende verzoeken ingediend, waaronder het vrijhouden van een poort en het verplaatsen van camera's die op zijn perceel gericht zijn.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2025 zijn de betrokken partijen verschenen, en is er een schorsing van de procedure geweest na een wrakingsverzoek van de verzoeker, dat later werd ingetrokken. De regelrechter heeft vastgesteld dat de erfgrens volgens het kadaster correct is en dat de verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim dat de grens anders loopt. De verzoeken van de verzoeker om de afvoergoten langs de woning van de medeverzoekers te leggen en om de camera's te verplaatsen zijn deels afgewezen, maar de medeverzoekers zijn wel veroordeeld om de camera's aan te passen en de toegang tot de poort niet te belemmeren.

De regelrechter heeft beslist dat partijen over en weer ongelijk hebben, en dat zij ieder hun eigen kosten moeten dragen. De verzoeker is veroordeeld tot het verplaatsen van zijn kliko's en het niet betreden van het perceel van de medeverzoekers, terwijl de medeverzoekers zijn veroordeeld tot het verwijderen van spullen uit de gang achter de poort en het aanpassen van de camera's. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
IFD (B)
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 11500873 \ CV VERZ 25-193
Vonnis van 16 juli 2025 van de regelrechter inzake het verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procederend in persoon,
tegen

1.1. [medeverzoeker 1] ,2. [medeverzoeker 2] ,

te Gouda,
medeverzoekers,
hierna samen te noemen: [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] ,
procederend in persoon,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE GOUDA,
te Gouda,
medeverzoeker,
hierna te noemen: de gemeente Gouda,
vertegenwoordigd door: [naam 1] .

1.De procedure

1.1.
De regelrechter heeft van [verzoeker] een aanmeldingsformulier ontvangen. [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] hebben op 5 februari 2025 laten weten te willen meewerken. Van [verzoeker] zijn foto’s van de tuinen ontvangen op 31 maart en 7 april 2025; voorts heeft hij toelichtingen op zijn verzoek gestuurd op 16 december 2024, 16 en 20 mei 2025 en op 23 juni 2025.
1.2.
Vervolgens heeft de regelrechter beslist tot een mondelinge behandeling ter plaatse in de tuinen van de woningen bewoond door [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] enerzijds en [verzoeker] en zijn zoon anderzijds op 28 mei 2025.
1.3.
Op de mondelinge behandeling zijn [verzoeker] en zijn zoon en een vriendin verschenen. Verder waren [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] aanwezig. Namens de gemeente Gouda waren [naam 1] , [naam 2] en landmeter [naam 3] aanwezig.
1.4.
Op 9 juni 2025 heeft [verzoeker] de regelrechter gewraakt, waarna deze procedure is geschorst. Op 8 juli 2025 heeft [verzoeker] het wrakingsverzoek ingetrokken, waarna de procedure is hervat. Hierna heeft de regelrechter de datum voor het vonnis bepaald op heden.

2.De verzoeken

2.1.
[verzoeker] heeft de regelrechter op de voet van het bepaalde in artikel 96 Rv verzocht om een oplossing te bieden voor het bestaande conflict. Aan zijn verzoek heeft hij het volgende ten grondslag gelegd.
Het standpunt van [verzoeker]
2.2.
[verzoeker] huurt al meer dan 40 jaar de woning van de gemeente Gouda (hierna zal de regelrechter de woning ‘het gehuurde’ noemen). Hij noemt in zijn aanmeldformulier vier problemen. In de eerste plaats loopt de erfgrens tussen het door hem gehuurde perceel en het perceel van [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] volgens hem 25 cm verkeerd; hij verzoekt het onjuiste verloop ongedaan te maken. In de tweede plaats wil [verzoeker] vrij kunnen beschikken over de poort naast de door hem gehuurde woning. In de derde plaats moeten de door [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] aan te brengen afvoergoten volgens [verzoeker] langs hun woning komen te liggen. En ten slotte maakt [verzoeker] er bezwaar tegen dat camera’s op zijn perceel zijn gericht.
[verzoeker] had in zijn aanmeldformulier en mail van 20 mei 2025 ook gemeld problemen te ondervinden met het gebruik van de toegangsbrug naar het gehuurde; ter zitting heeft hij echter gezegd dat dat geen probleem is.
Het standpunt van [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2]
2.3.
[medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] zijn van mening dat de erfgrens juist is vastgesteld, maar dat [verzoeker] dit eigenhandig heeft willen verplaatsen. Voorts zijn zij bereid de poort vrij te houden, onder de voorwaarde dat [verzoeker] ook de toegang tot de poort vrijhoudt; momenteel heeft hij kliko’s voor de ingang van de poort staan. [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] zijn bereid de stand van de camera op hun schuur zo aan te passen dat deze het gehuurde niet meer filmt. Zij zullen bij het leggen van de afvoergoten de geldende regels volgen maar zien geen reden dat zij worden geboden om deze goten dicht tegen hun woning te leggen.
[medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] willen een verbod dat [verzoeker] hun perceel betreedt.
Het standpunt van de gemeente Gouda
2.4.
De gemeente Gouda wijst erop dat zij eigenaar is van het perceel waarop [verzoeker] woont. [verzoeker] huurt dit perceel van de gemeente Gouda. De erfgrens is volgens de gemeente Gouda juist vastgesteld en loopt niet zoals [verzoeker] zegt. Verder verzoekt de gemeente Gouda [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] om de spullen te verwijderen, die staan in de uitsparing van de gang achter de poort.
2.5.
[verzoeker] en [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] hebben ter zitting gezegd dat zij willen dat op overtreding van de vast te stellen regels een dwangsom van € 250,00 komt te staan.

3.De beoordeling

De erfgrens
3.1.
Het kadaster heeft de grens tussen de percelen vastgesteld. Volgens het kadaster loopt die grens niet door of tegen de muur van de garage maar 25 cm daarbuiten. [verzoeker] zegt dat dit in strijd is met het verloop van de grens waarvan hij en diverse eigenaren eerder uitgingen. [verzoeker] heeft op 31 maart 2025 foto’s van de kadastrale kaart van de percelen opgestuurd. Op de kaarten lijkt inderdaad te zien dat de grens langs de garage loopt. Daarbij merkt de regelrechter wel op dat de schaal van de kaart zodanig is dat een strookje van 25 cm waarschijnlijk niet zichtbaar is.
3.2.
De landmeter heeft op de zitting verteld dat de meting in 1985 heeft plaatsgevonden. Als [verzoeker] of eerdere eigenaren uitgingen van een ander verloop van de grens, dan is dat gebaseerd op een onjuist uitgangspunt of onbekendheid met de meting uit 1985. In ieder geval zijn de gemeente Gouda, eigenaar van het gehuurde, en [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] het eens over het verloop van de grens zoals de landmeter zegt. Ter zitting heeft de gemeente Gouda foto’s laten zien waarop de grens in rood is aangegeven; daarop is duidelijk te zien dat de grens een klein stukje vanuit de zijkant van de garage van [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] loopt.
3.3.
Voorzover [verzoeker] bedoelt een beroep op verjaring te doen, heeft hij dit onvoldoende onderbouwd. De omstandigheid dat eerdere bewoners ervan uitgingen dat de grens anders liep dan in 1985 gemeten, is onvoldoende voor het slagen van een beroep op verjaring. Er zijn geen aanwijzingen dat de grens direct langs de muur van de garage is.
De poort tussen de beide percelen
3.4.
Vast is komen te staan dat de gang achter de poort voor 25 cm hoort bij het perceel van [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] en 65 cm bij het gehuurde. De gang bij de poort hoort dus bij beide woningen en alle bewoners moeten daartoe de vrije toegang hebben. Die toegang wordt belemmerd doordat [verzoeker] voor de ingang van de poort zijn kliko’s heeft geparkeerd. Zijn argument dat hij de kliko’s op rolletjes heeft gezet en eenvoudig kan verplaatsen gaat niet op, want dan blijft dat [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] geen onbelemmerde toegang tot de poort hebben. [verzoeker] zal dus worden bevolen de kliko’s te verplaatsen en verplaatst te houden.
3.5.
In de uitsparingen in de gang achter de poort hebben [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] spullen tegen de wand van de gang geplaatst. Zij hebben ingestemd met het verzoek van de gemeente Gouda om deze spullen te verwijderen en verwijderd te houden. Ook daartoe zal de regelrechter hen veroordelen.
Afvoergoten
3.6.
Het verzoek van [verzoeker] om [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] te bevelen de afvoergoten langs hun woning te leggen zal de regelrechter afwijzen. Er is geen wettelijke grond om [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] hiertoe te veroordelen. [verzoeker] doet dit verzoek omdat hij vreest dat overtollig water vanaf het perceel van [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] zal aflopen naar het gehuurde. Dit acht de regelrechter niet aannemelijk omdat zij heeft gezien dat het perceel van het gehuurde hoger ligt.
Camera’s
3.7.
De regelrechter heeft gezien dat [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] twee camera’s in hun tuin hebben. Eén camera staat op het dak van hun garage; deze camera kijkt deels in de tuin van [verzoeker] . [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] hebben tijdens de zitting gezegd dat zij de stand van die camera zodanig zullen aanpassen dat deze het gehuurde niet meer filmt; de regelrechter zal hen hierna veroordelen om dat te doen. Voorts hebben [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] een deurbelcamera. Deze staat rechtstreeks gericht op de voordeur en dus op het gehuurde. Dit komt doordat de voordeuren rechtstreeks tegenover elkaar liggen. Het is niet toegestaan het perceel van de buren te filmen. De regelrechter zal [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] bevelen deze deurbelcamera te verwijderen.
3.8.
Op één van de met de camera gemaakte filmpjes is te zien dat een persoon het perceel van [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] betreedt. De persoon lijkt op [verzoeker] , maar [verzoeker] ontkent het te zijn. [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] hebben verteld dat [verzoeker] een buis in hun sloot heeft geslagen, en dit heeft [verzoeker] niet ontkend. Ook hiervoor moest [verzoeker] het perceel van [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] betreden, zodat de regelrechter voldoende duidelijk vindt dat [verzoeker] dat weleens heeft gedaan. Zij zal [verzoeker] verbieden dat in het vervolg te doen.
Overig
3.9.
Ter zitting heeft de regelrechter met partijen besproken dat zij een dwangsom verschuldigd worden van € 250,00 per overtreding. [verzoeker] en [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] stemden hiermee in. Deze dwangsom wordt verschuldigd nadat het vonnis is betekend, want dat is zo voorgeschreven in lid 3 van artikel 430 Rv.
3.10.
Partijen krijgen over en weer ongelijk, en daarom beslist de regelrechter dat zij ieder de eigen kosten dragen.

4.De beslissing

De regelrechter, rechtsprekend ex artikel 96 Rv:
4.1.
veroordeelt [verzoeker] tot:
- verplaatsing van de kliko’s voor de poort en de kliko’s verwijderd te houden;
- het niet belemmeren van de toegang tot de poort;
- het niet betreden van het perceel van [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] ,
4.2.
veroordeelt [medeverzoeker 1] en [medeverzoeker 2] tot:
- verwijdering van de spullen die zij in de gang achter de poort hebben staan, en het verwijderd houden van die spullen;
- het niet belemmeren van de toegang tot de poort;
- het aanpassen en aangepast houden van de stand van de camera op het dak van hun garage, zodanig dat deze camera het gehuurde niet filmt;
- het verwijderen en verwijderd houden van de videodeurbel,
4.3.
het vorenstaande achter randnummer 4.1. en 4.2. geldt binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis en, indien een partij daar niet aan voldoet, dient zij een dwangsom te betalen van € 250,00 per keer of maximaal per dag dat de overtreding voortduurt,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Dam en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.