Uitspraak
Voorlopige voorzieningen
Beschikking op het op 27 november 2024 ingekomen verzoek van:
[de vrouw] ,
[de man] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen een man en een vrouw die in beperkte gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, terwijl de man verzocht om het gebruik van de woning aan hem toe te kennen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. De vrouw stelde dat zij vanwege een krappe woonsituatie bij haar ouders niet langer daar kan verblijven, terwijl de man betwistte dat er sprake was van een onhoudbare situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw sinds september 2024 bij haar ouders verblijft en dat de man de echtelijke woning heeft behouden. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de man het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning moet krijgen, omdat hij daar de afgelopen periode heeft gewoond en de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat zij niet bij haar ouders kan blijven. Het verzoek van de vrouw tot voorlopige partneralimentatie werd afgewezen, omdat dit afhankelijk was van het verzoek tot het gebruik van de woning. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.