ECLI:NL:RBDHA:2025:12804
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende asielaanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 juli 2025, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag voor asiel heeft ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift dat door de minister van Asiel en Migratie op 3 maart 2025 is genomen. Dit betekent dat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit van de minister, wat noodzakelijk is om een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter legt uit dat, volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het mogelijk is om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld kan worden en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.