ECLI:NL:RBDHA:2025:12844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
C/09/684881 / FA RK 25-3445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klacht en schadevergoeding ex. artikel 10:11 Wvggz met betrekking tot beëindiging verplichte zorg

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klacht van verzoeker over de beëindiging van verplichte zorg. Verzoeker, geboren in 1982, had een klacht ingediend bij de klachtencommissie Yulius, die deze op 26 maart 2025 ongegrond verklaarde. Verzoeker verzocht de rechtbank om de klacht alsnog gegrond te verklaren en schadevergoeding toe te kennen, omdat hij dakloos was geraakt na de beëindiging van zijn opname. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek en heeft de inhoudelijke beoordeling van de klacht uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de zorgaanbieder, Yulius, op goede gronden had besloten de verplichte zorg te beëindigen, omdat verzoeker sinds januari 2025 psychiatrisch stabiel was en geen motivatie toonde voor behandeling. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de opname niet langer doelmatig en effectief was en verklaarde de klacht ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond was voor toekenning van schadevergoeding. De beschikking is openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/684881 / FA RK 25-3445
Datum beschikking: 3 juni 2025
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Schadevergoeding ex artikel 10:11 Wvggz

Beschikking op het op 6 mei 2025 ingediende verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

hierna te noemen: verzoeker,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
BRP adres te [woonplaats] , feitelijk verblijvende te [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. D.Z. Peters te Zoetermeer,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoeker ingediend bij de klachtencommissie Yulius (hierna: de klachtencommissie).
De zorgaanbieder Yulius te Sliedrecht wordt als belanghebbende aangemerkt.

Feiten en procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 mei 2025.
Op 7 november 2024 is een zorgmachtiging verleend tot en met 7 mei 2025 voor betrokkene. Vervolgens is op 1 april 2025 een aansluitende zorgmachtiging verleend.
Verzoeker heeft bij brief van 14 maart 2024 bij de klachtencommissie een klacht ingediend tegen de beëindiging van de verplichte zorg in de vorm van het opnemen in een accommodatie. De klachtencommissie heeft op 26 maart 2025 deze klacht ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft vervolgens de rechtbank bij verzoekschrift verzocht de door hem ingediende klacht alsnog gegrond te verklaren en een schadevergoeding toe te kennen.
Op 28 mei 2025 is het verzoekschrift ter zitting van deze rechtbank behandeld. Daarbij is verzoeker gehoord, bijgestaan door zijn advocaat.
Namens de zorgaanbieder is niemand verschenen. De zorgverantwoordelijke van betrokkene, [naam] , heeft op 26 mei 2025 per e-mail kenbaar gemaakt verhinderd te zijn. Het verweerschrift gericht aan de klachtencommissie van Yulius volstaat wat betreft de psychiater als schriftelijk verweer in deze procedure.

Verzoek en verweer

Verzoeker stelt zich op het standpunt dat zijn klacht alsnog gegrond dient te worden verklaard en voor de periode dat hij ten gevolge van het besluit tot beëindiging van de opname niet opgenomen is geweest dan wel er geen passende woonplek is geregeld een schadevergoeding dient te worden toegekend van 50,00 euro per dag dat hij sindsdien dakloos is geweest, dan wel een bedrag dat de rechtbank passend vindt.
Hiertoe heeft verzoeker – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat ten onrechte aan hem geen zorg meer is verleend in de vorm van een woonvoorziening. Betrokkene betwist in het bijzonder dat hij zich niet aan de regels zou hebben gehouden en dat opname niet meer noodzakelijk was. Betrokkene heeft maar enkele dagen de tijd gehad om de gevraagde motivatie voor behandeling en deelname aan de dagactiviteiten te laten zien. Verzoeker is door het ontslag dakloos geraakt en heeft hierdoor zijn medicatie lange tijd niet meer kunnen krijgen. Ook is er geen goede overdracht geweest naar het ambulante team in [plaats 1] . De zorgaanbieder had zich (meer) moeten inspannen om een passende woonvoorziening voor hem te regelen en in afwachting daarvan de opname moeten laten voortduren. De nachtopvang waar betrokkene momenteel verblijft is geen goede plek. Medebewoners verwaarlozen zichzelf hier en gebruiken drugs.
De psychiater heeft zich in het verweerschrift – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat er sinds 22 januari 2025 geen sprake meer is van psychotische ontregeling en er ook geen acute gevaren die daaruit voortvloeien meer zijn. De opname werd gecontinueerd met het doel om betrokkene over te plaatsen naar een langdurige klinische behandeling om vanuit daar toe te werken naar een beschermde woonvorm. In de weken daarna liet betrokkene echter geen enkele motivatie zien om de groepsactiviteiten te volgen, was daarnaast vaak ongeoorloofd afwezig, en deed geen enkele moeite om een behandelrelatie aan te gaan. Nu betrokkene psychiatrisch stabiel was, zonder symptomen van een psychose, en adequaat en helder in zijn denken en handelen, was de opname dan ook niet langer proportioneel. Daarnaast kon de ambulante behandeling bij Fact Fivoor worden gestart.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt allereerst vast dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien het verzoekschrift binnen de in artikel 10:7, tweede lid, Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank is ingediend.
Inhoudelijke beoordeling klacht
Uit artikel 8:7 lid 1 Wvggz blijkt dat de zorgaanbieder verplicht is de zorg te verlenen zoals genoemd in de zorgmachtiging. Verplichte zorg kan op grond van artikel 2:1 lid 1 Wvggz echter alleen worden toegepast als uiterst redmiddel, indien er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg meer zijn. Bij de uitvoering van verplichte zorg dienen op grond van het tweede lid de proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid beoordeeld.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting op 28 mei 2025 naar voren is gebracht, is gebleken dat betrokkene vanaf 28 september 2024 bij aanvankelijk Yulius en aansluitend Fivoor opgenomen is geweest. Nadat betrokkene op 22 januari 2025 is teruggeplaatst bij Yulius, bleek dat betrokkene door medicatietoediening voldoende was gestabiliseerd, waardoor er geen psychotische symptomen meer aanwezig waren en de hieruit voortvloeiende risico’s voor acuut ernstig nadeel waren afgewend. De zorgverantwoordelijke heeft de opname ondanks de stabilisatie van betrokkene voortgezet om hem te kunnen overplaatsen naar een langdurige klinische behandelsetting ( [instelling] in [plaats 2] ) en daarna aan te melden voor een beschermde woonvorm. Betrokkene is na een intake op de wachtlijst van [instelling] gezet. [instelling] heeft daarbij de voorwaarde gesteld dat betrokkene in aanloop naar de plaatsing motivatie voor behandeling en groepsactiviteiten moet hebben getoond.
Gebleken is dat betrokkene sinds 22 januari 2025 veelal ongeoorloofd afwezig is geweest en geen motivatie heeft getoond richting zijn behandelaren. De zorgverantwoordelijke heeft om die reden besloten de opname per 13 maart 2025 te beëindigen. Anders dan betrokkene stelt, blijkt uit de rapportages dat al vanaf 18 februari 2025 meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden tussen betrokkene en de verpleegkundig specialisten over de aanmelding bij [instelling] , waarbij duidelijk is gemaakt aan welke voorwaarden betrokkene moest voldoen om in aanmerking te blijven komen voor het vervolgtraject en waarbij het belang van het goed functioneren op de huidige afdeling is benadrukt. Ook daarna is betrokkene ongeoorloofd met verlof blijven gaan en ontbrak elke vorm van motivatie voor behandeling, begeleiding of deelname aan de dagactiviteiten. Hierdoor is besloten om betrokkene op 13 maart 2025 met ontslag te laten gaan.
De rechtbank begrijpt dat de situatie van betrokkene sinds ontslag moeilijk is en betreurt het dat betrokkene genoodzaakt is om te verblijven in een noodopvang van het Leger Des Heils. Feit is echter dat betrokkene al sinds eind januari 2025 psychiatrisch in stabiele toestand verkeert en in staat moet worden geacht om zijn handelen en beslissingen te overzien. Uit de stukken is gebleken dat de behandelaren de opname na stabilisatie van betrokkene al enige tijd hebben verlengd ter overbrugging van het door hen georganiseerde vervolgtraject. Dit traject is echter niet van de grond gekomen door de weigerende, afhoudende en dwingende houding van betrokkene. Van betrokkene mag verwacht worden dat hij zich inzet voor het verdere traject dat zijn behandelaren voor hem hebben uitgezet. De wet biedt geen ruimte om de zorgverantwoordelijke te kunnen verplichten zondermeer een woonvoorziening te regelen voor betrokkene en de opname in de tussentijd onverminderd voort te zetten. Voortzetting van de opname op grond van de Wvggz is immers niet bedoeld enkel om dakloosheid te voorkomen. Het is aan betrokkene zelf om commitment te tonen wanneer er
-redelijke- voorwaarden worden gesteld aan een vervolgtraject.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de zorgverantwoordelijke op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat voortzetting van de opname in een accommodatie niet langer doelmatig en effectief was. Het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het opnemen in een accommodatie is daarmee niet noodzakelijk gebleken en om die reden terecht beëindigd.
De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Schadevergoeding
Nu de klacht ongegrond wordt verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank geen grond voor toekenning van de verzochte schadevergoeding ten aanzien van verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek om een schadevergoeding dan ook af.

Beslissing:

De rechtbank:
verklaart de klacht ongegrond;
wijst af het verzoek tot toekenning van schadevergoeding.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, rechter, bijgestaan door K.S. Versteegen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 juni 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.