ECLI:NL:RBDHA:2025:12877
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 12 februari 2025 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 4 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. Eiser had eerder in Spanje zijn vingerafdrukken afgegeven en Nederland had op 5 maart 2025 een verzoek tot overname aan Spanje gedaan, dat op 21 maart 2025 werd aanvaard.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie of artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat Spanje nog steeds kan worden vertrouwd om zijn internationale verplichtingen na te komen. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen kunnen geven dat Spanje zijn verplichtingen niet nakomt, en de rechtbank ziet geen aanleiding om aanvullende garanties van de Spaanse autoriteiten te eisen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en zijn aanvraag niet in behandeling wordt genomen.