ECLI:NL:RBDHA:2025:12882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
24/3067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.E. van Essen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor dakopbouw wegens strijdigheid met bestemmingsplan en ongeldig beroep op gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor een dakopbouw aan haar woning in Den Haag. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders op 17 november 2023 afgewezen, omdat de voorgestelde bouwhoogte van 13 meter in strijd is met het bestemmingsplan, dat een maximale bouwhoogte van 11 meter toestaat. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar kennelijk ongegrond. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 17 juni 2025 heeft behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de oude wetgeving (Wabo) van toepassing blijft. Eiseres heeft aangevoerd dat andere straten in de buurt, waar ook dakopbouwen zijn toegestaan, vergelijkbare gevallen zijn en dat het college ongelijk heeft behandeld. De rechtbank oordeelt echter dat de door eiseres genoemde adressen niet vergelijkbaar zijn, omdat zij onder andere bestemmingsplannen vallen met andere bouwhoogten.

De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken om de vergunning te weigeren. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigt de beslissing van het college. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. De uitspraak is gedaan door mr. J.E. van Essen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1. Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor een dakopbouw aan de [adres 1] te [plaats] . Deze aanvraag is door het college afgewezen op 17 november 2023. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt en dit bezwaar is door het college kennelijk ongegrond verklaard. Tegen de beslissing op bezwaar is door eiseres beroep ingesteld, waarop door het college is gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres [eiseres] , vergezeld door [naam 2] , en namens het college [naam 1] .

Toetsingskader

2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 24 augustus 2023. In dit geval blijft de Wabo van toepassing.
3. Op het adres van eiseres is het, op 17 november 2016 vastgestelde, bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 1] ’ van toepassing. [1] Op grond daarvan heeft het perceel de enkelbestemming ‘Wonen-1’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’. Het perceel heeft een maximale bouwhoogte van 11 meter en heeft geen specifieke bouwaanduiding ‘dakopbouw’. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding ‘overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht’. [2]

Beoordeling door de rechtbank

4. Het beroep is ongegrond
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
5. Eiseres heeft bij de vergunningsaanvraag een bouwplan gevoegd, waarbij met de dakopbouw een bouwhoogte van 13 meter wordt voorzien. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag, vanwege deze bouwhoogte, in strijd is met het bestemmingsplan. De vraag is of het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te weigeren.
6. Eiseres verwijst naar andere straten met dezelfde breedte, oriëntatie en vergelijkbare architectuur als haar eigen straat, waar wél dakopbouwen worden geaccepteerd. Eiseres vindt het lastig te aanvaarden dat voor deze straten, en specifieke gebouwen in die straten, andere regels gelden. Eiseres verwijst ook naar twee adressen in haar eigen straat uit dezelfde bouwperiode als haar adres en met beperkte architectonische verschillen: [adres 2] en [adres 3] (de school tegenover het adres van eiseres). Deze adressen vallen onder hetzelfde bestemmingsplan en hebben een dakopbouw. Volgens eiseres zou een dakopbouw op haar adres in hoogte niet detoneren met deze gebouwen.
7. Het college stelt dat het - voor de adressen waar een huisnummer is genoemd - niet gaat om vergelijkbare gevallen omdat voor die adressen andere regels gelden. Volgens het college had eiseres, als zij het niet eens is met de regels zelf, zienswijzen moeten indienen op het moment dat die regels in het bestemmingsplan werden vastgesteld.

Toetsing aanvraag aan bestemmingsplan door het college

8. De rechtbank stelt vast dat de toegestane bouwhoogten voor het perceel van eiseres en voor de andere in dit beroep genoemde adressen zijn vastgelegd in bestemmingsplannen. Deze regelgeving staat op zichzelf niet ter discussie in deze procedure; daartegen stonden enkel rechtsmiddelen open toen zij werden vastgesteld. De stelling van eiseres dat het onterecht is dat andere regels gelden voor gebouwen die lijken op die van haar, kan op zichzelf dus niet leiden tot de vaststelling dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken de omgevingsvergunning te weigeren.
8.1.
Het college heeft bovendien gemotiveerd waarom in dit geval is besloten niet af te wijken van het bestemmingsplan. Daarbij heeft het college het advies van de Welstands- en monumentencommissie gevolgd. Daarin staat dat een extra bouwlaag niet leidt tot behoud of versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht, dat het bouwplan de hiërarchie tussen hoofd- en zijstraat te veel aantast en dat het bouwplan aan de voor- en achterzijde binnen de smalle verkaveling te veel impact heeft. Eiseres heeft niet voldoende gemotiveerd onderbouwd (bijvoorbeeld met een tegenrapport van een deskundige) waarom het college dit advies niet had mogen volgen. Deze beroepsgrond slaagt gelet op het voorgaande niet.
Het gelijkheidsbeginsel
9. Voor zover eiseres zich beroept op het gelijkheidsbeginsel door het noemen van andere straten en adressen waar dakopbouwen zijn gerealiseerd, overweegt de rechtbank het volgende. Een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel vereist dat er sprake is van een vergelijkbaar geval, dat wil zeggen: een geval waarop dezelfde planregels van toepassing zijn, dat ongelijk wordt behandeld zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. De rechtbank stelt vast dat de door eiseres genoemde adressen geen vergelijkbare gevallen zijn die ongelijk zijn behandeld.
9.1.
Voor [adres 2] is volgens het bestemmingsplan een maximale bouwhoogte toegestaan van 14 meter. Dit is hoger dan de toegestane bouwhoogte voor het adres van eiseres. Hetzelfde geldt voor [adres 3] . Voor dat perceel is een maximale bouwhoogte toegestaan van 16 meter. Er is daarom geen sprake van vergelijkbare gevallen.
9.2.
[adres 4] valt onder bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 2] ’ en heeft de specifieke bouwaanduiding ‘dakopbouw’. [adres 5] valt onder bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 3] ’ en heeft de specifieke bouwaanduiding ‘dakopbouw’. [adres 6] valt onder bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 4] ’ en heeft de specifieke bouwaanduiding ‘dakopbouw’. Het zijn daarom geen vergelijkbare gevallen.
9.3.
Over [adres 7] stelt het college dat dit adres onder hetzelfde bestemmingsplan valt als het adres van eiseres, maar dat de vergunning voor een dakopbouw is geweigerd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor deze dakopbouw een omgevingsvergunning is verleend. De rechtbank stelt bij deze stand van zaken vast dat er geen sprake is van ongelijke behandeling, omdat op dit adres ook is geweigerd een vergunning te verlenen.
9.4.
Waar eiseres heeft verwezen naar straten zonder huisnummers - [straatnaam 1] , [straatnaam 2] , [straatnaam 3] en [straatnaam 4] - is onvoldoende duidelijk gemaakt om welke adressen het gaat. Zonder informatie over de specifieke adressen, of er feitelijk een dakopbouw aanwezig is en of daar wel of niet een vergunning voor is verleend, kan de rechtbank niet vaststellen of het om vergelijkbare gevallen gaat.
9.5.
Deze beroepsgrond slaagt gelet op het voorgaande niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het college heeft in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken om de omgevingsvergunning te weigeren. Dit betekent dat het beroep ongegrond is en de weigering in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E. van Essen, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Van belang in deze zaak is artikel 23.2.1. Onder sub b wordt vermeld dat de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven. Sub c schrijft voor dat ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - dakopbouw’ bij uitzondering een dakopbouw van maximaal 3,5 m hoogte gebouwd mag worden.
2.In artikel 34 lid 1 sub b onder 5 van de planregels staat dat (in uitzondering op sub 2 en 4 van dat lid) ter plaatse van deze gebiedsaanduiding de gevelindeling en/of kapvorm mag worden aangepast, indien en voor zover ter plaatse van het pand een specifieke bouwaanduiding-dakopbouw is aangegeven, dan wel een hogere goot- en/of bouwhoogte ten opzichte van de bestaande bebouwing is opgenomen.