ECLI:NL:RBDHA:2025:12888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.17063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de minister stelde dat de openbare orde de maatregel vorderde vanwege het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 22 april 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de minister zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, en dat de eiser niet had betwist dat hij zich eerder aan het toezicht had onttrokken. Eiser voerde aan dat de minister onzorgvuldig had gehandeld door vingerafdrukken kwijt te raken, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had gesteld dat er geen lichter middel dan inbewaringstelling toepasbaar was, gezien de eerdere gedragingen van de eiser. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 28 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.17063
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S.R. den Toonder),

en
de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2004.
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht
Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De minister heeft ter zitting medegedeeld dat hij lichte grond 4b niet handhaaft.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden 3e en 3i evenals de lichte grond 4c niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat een significant risico op onderduiken reeds daarmee is gegeven.
Voortvarend handelen
5. In het beroepsschrift heeft eiser aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt, omdat de minister geen laissez passer (lp) heeft aangevraagd.
6. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister het journaal van Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aan de gemachtigde van eiser en de rechtbank laten lezen, waaruit blijkt dat de minister op 17 april 2025 een lp aanvraag naar de Marokkaanse autoriteiten heeft verzonden nadat is gebleken dat een eerdere lp-aanvraag van 11 april 2025 niet compleet was. Hierna heeft eiser medegedeeld dat hij deze beroepsgrond niet handhaaft.
Onzorgvuldig handelen
7. Eiser stelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld. Eiser voert daartoe aan dat de minister op 11 april 2025 een lp-aanvraag heeft ingediend, maar daarna is de minister de vingerafdrukken van eiser kwijtgeraakt. De minister heeft hierna opnieuw vingerafdrukken afgenomen en op 17 april 2025 een nieuwe lp aanvraag verzonden.
8. De rechtbank oordeelt – anders dan eiser stelt – dat het kwijtraken van de vingerafdrukken niet leidt tot het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De enkele stelling dat het handelen van de minister onzorgvuldig is, volgt de rechtbank niet, nu verweerder binnen de termijn van een week een lp-aanvraag met vingerafdrukken naar de Marokkaanse autoriteiten heeft verstuurd. Bovendien is gesteld noch gebleken dat eiser als gevolg van het kwijtraken van de vingerafdrukken in zijn belangen is geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
9. Eiser voert aan dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel, omdat de minister een meldplicht op had kunnen leggen.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Op pagina 5 van de maatregel heeft de minister voldoende gemotiveerd waarom in het geval van eiser niet kan worden volstaan met een lichter middel. Zo verwijst de minister naar het feit dat eiser meermaals met onbekende bestemming is vertrokken, dat eiser heeft aangegeven niet mee te willen werken aan zijn terugkeer en dat eiser zich heeft onttrokken aan het toezicht. De beroepsgrond slaagt niet.

Ambtshalve toets

11. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rommes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 april 2025

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.