ECLI:NL:RBDHA:2025:12927
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- E.C. Harting
- D.M. Abrahams
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Imani, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie, de verweerder in deze zaak, op 3 juni 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verzoeker reeds internationale bescherming had gekregen in Duitsland.
Tegen deze beslissing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 4 juli 2025 in Rotterdam, waar mr. A. Alkir als waarnemer van de gemachtigde van de verzoeker aanwezig was, maar de verzoeker zelf niet. Tijdens de zitting werd het verzoek om voorlopige voorziening behandeld samen met een andere zaak (NL25.25073).
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak die op dezelfde dag is gedaan over het samenhangende beroep van de verzoeker, het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.