ECLI:NL:RBDHA:2025:12957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.8253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van een Somalische vreemdeling op basis van openbare orde

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025, wordt het beroep van eiser, een Somalische vreemdeling, tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft op 23 januari 2025 besloten de verblijfsvergunning in te trekken, omdat eiser volgens de minister een gevaar vormt voor de openbare orde op basis van zijn strafblad. Eiser, geboren in 2001, heeft sinds 2014 een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging. De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat er geen sprake is van gezinsleven tussen eiser en zijn in Nederland verblijvende familieleden. Eiser heeft weliswaar een privéleven opgebouwd, maar de belangen van de Nederlandse overheid bij de bescherming van de openbare orde wegen zwaarder. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de verblijfsvergunning evenredig is en dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de minister de intrekking van de verblijfsvergunning op een deugdelijke wijze heeft gemotiveerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8253

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 januari 2025 deze verblijfsvergunning ingetrokken.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2001 en heeft de Somalische nationaliteit. Aan eiser is op 21 januari 2014 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend in het kader van gezinshereniging met zijn vader. [1]
2.1.
Met het bestreden besluit heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken omdat eiser volgens verweerder een gevaar vormt voor de openbare orde [2] op basis van zijn strafblad. De intrekking van eisers verblijfsvergunning is volgens verweerder niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [3] . Tussen eiser en zijn in Nederland verblijvende familieleden is geen sprake van familie- of gezinsleven in de zin van dit artikel. Eiser heeft zijn relatie met zijn huidige gestelde partner en het kind wat uit deze relatie geboren zou zijn, niet onderbouwd. Eiser heeft wel privéleven opgebouwd in Nederland, maar het belang van de Nederlandse overheid bij de bescherming van de openbare orde weegt zwaarder dan het belang van eiser om zijn privéleven in Nederland uit te oefenen. Ook is de intrekking van eisers verblijfsvergunning evenredig volgens verweerder. De intrekking is een geschikt middel om het doel om de samenleving te beschermen tegen het gevaar dat eiser vormt, te bereiken. Het intrekken van de verblijfsvergunning is daarbij niet onredelijk bezwarend voor eiser. Eiser komt ook niet in aanmerking voor een zelfstandige verblijfsvergunning asiel, omdat niet is gebleken dat eiser bij terugkeer naar Somalië een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn [4] en een inreisverbod van 10 jaar [5] opgelegd. Volgens verweerder vormt eiser door zijn persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast en wordt daarom voldaan aan het Unierechtelijk openbare orde-criterium.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Ten eerste heeft verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel gehandeld, omdat verweerder op 8 juli 2024 de aanvraag tot verlenging van eisers verblijfsvergunning nog heeft ingewilligd.
Daarnaast is de intrekking van eisers verblijfsvergunning in strijd met artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft geen ‘fair balance’ gevonden in de afweging tussen de belangen van eiser en de belangen van de Nederlandse overheid. De gevolgen voor eiser bij terugkeer moeten, los van de vraag of deze gevolgen ernstig genoeg zijn om een schending van artikel 3 van het EVRM aan te nemen, mee worden genomen in de belangenafweging. Ook het familie-, gezins-, en privéleven dat eiser in Nederland heeft, moet worden meegewogen. Daarnaast is de motivering van verweerder met betrekking tot het meest recente voorarrest en de strafrechtelijke maatregelen die geen effect hebben gehad, onvoldoende draagkrachtig. Het is niet redelijk van verweerder om het meest recente strafrechtelijke voorarrest in het nadeel van eiser mee te wegen, nu het de overheid zelf is die het realiseren van een positieve ontwikkeling bij eiser heeft doorkruist door de intrekkingsprocedure. Door de intrekkingsprocedure heeft eiser namelijk niet de kans gekregen om de opgelegde strafrechtelijke maatregelen, waaronder begeleid wonen, effectief te laten zijn.
Verder is de intrekking van eisers verblijfsvergunning niet evenredig. De intrekking is niet geschikt om het gestelde doel te bereiken. Het doel van de intrekking is volgens verweerder de bescherming van de samenleving, maar het gevolg van de intrekking is dat eiser waarschijnlijk de rest van zijn leven illegaal in Nederland moet doorbrengen en daarmee wordt het doel niet bereikt. Eiser kan niet terugkeren naar Somalië, omdat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt. Om bij zijn woonplaats te komen, moet eiser reizen door gebied dat onder controle staat van Al Shabaab en eiser kan niet in een alternatieve regio in Somalië verblijven. Daarbij is het bij terugkeer naar Somalië noodzakelijk om een sociaal netwerk te hebben en eiser heeft dit niet. De intrekking is daarnaast niet noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken nu het doel van bescherming van de samenleving gerealiseerd had kunnen worden door de behandelingen die als bijzondere voorwaarden in de strafzaak zijn opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel?
5. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is nodig dat er concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon die aan verweerder zijn toe te rekenen, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.
5.1.
In het besluit van 8 juli 2024 tot verlenging van de verblijfsvergunning van eiser is er expliciet op gewezen dat verweerder van plan is om de verblijfsvergunning van eiser in te trekken en dat hierover nog een apart besluit zal volgen. Ook is aangegeven dat het besluit tot verlenging is genomen enkel om te voorkomen dat eiser al geen geldige verblijfsvergunning meer zou hebben voordat de intrekkingsprocedure was afgerond. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verlenging van eisers verblijfsvergunning dan ook niet als concrete, ondubbelzinnige toezegging worden gezien, waaraan eiser de verwachting had kunnen ontlenen dat zijn verblijfsvergunning niet zou worden ingetrokken.
Mocht de afgeleide asielvergunning worden ingetrokken?
Glijdende schaal
6. Verweerder heeft eisers asielvergunning ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw. Daarin staat dat de asielvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Op grond van paragraaf C2/10.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is de in artikel 3.86 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) opgenomen glijdende schaal van toepassing. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het strafblad van eiser voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.86 van het Vb en de verblijfsvergunning van eiser daarmee in beginsel kon worden ingetrokken, omdat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde.
Artikel 8 van het EVRM
7. Uit artikel 3.86, lid 17 van het Vb volgt dat de verblijfsvergunning niet kan worden ingetrokken wanneer uitzetting van de vreemdeling in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat tussen eiser en zijn in Nederland verblijvende familieleden geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiser valt niet onder het jongvolwassenenbeleid, omdat hij niet met zijn ouders in gezinsverband samenleeft. Ook is niet gebleken dat er tussen eiser en zijn ouders en/of zijn andere in Nederland verblijvende familieleden bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn. Eiser heeft gesteld een partner en een kind in Nederland te hebben, maar heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. Dat de gemachtigde van eiser bij de partner van eiser thuis is geweest en eiser daar heeft gesproken, is onvoldoende om gezinsleven aan te nemen, omdat hieruit niet de aard en intensiteit van de relatie blijkt. Ook blijkt hier niet uit dat het kind daadwerkelijk van eiser is en welke rol hij ten aanzien van het kind op zich zou nemen, waaruit gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM zou blijken.
7.1.
Verweerder heeft wel aangenomen dat eiser privéleven heeft opgebouwd in Nederland. De vraag is of dit privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM beschermd dient te worden. Inmenging in het recht op privéleven is immers toegestaan in het belang van de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten. [6] Verweerder moet dan afwegen of het belang van de overheid zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het uitoefenen van zijn privéleven in Nederland. In de arresten Boultif [7] en Üner [8] van het EHRM zijn onder andere de volgende ‘guiding principles’ vastgelegd die betrokken moeten worden bij de belangenafweging in de situatie dat iemand strafbare feiten heeft gepleegd:
  • de aard en ernst van het misdrijf;
  • de tijd die is verstreken sinds het misdrijf en het gedrag van de vreemdeling gedurende die tijd;
  • de duur van het verblijf in Nederland;
  • de hechtheid van de sociale, culturele en familiebanden van de vreemdeling met Nederland en met zijn land van herkomst.
7.2.
Verweerder heeft het belang van de Nederlandse overheid zwaar mogen laten wegen. In het kader van het Unierechtelijk openbare orde-criterium heeft verweerder beargumenteerd dat eiser door zijn persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Eiser is op zeer jonge leeftijd (14 jaar) begonnen met het plegen van misdrijven. Hij heeft in jeugddetentie gezeten vanwege onder andere mishandeling, vernieling, bedreiging en openlijke geweldpleging. Ook als meerderjarige is eiser veroordeeld voor meerdere strafbare feiten. Zo is eiser in 2020 onherroepelijk veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op diefstal met geweld en/of afpersing en voor vernieling, wederrechtelijk binnendringen in een woning en mishandeling. Na zijn gevangenisstraf tot november 2021 is eiser opnieuw gedagvaard wegens twee winkelovervallen waarvoor hij van augustus 2023 tot maart 2025 in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser gelet hierop een actuele bedreiging vormt van de openbare orde en dat niet is gebleken van een positieve gedragsverandering. Dat verweerder zelf het realiseren van een positieve ontwikkeling bij eiser zou hebben doorkruist door de intrekkingsprocedure, omdat hierdoor een deel van de hulp en begeleiding die eiser zou krijgen na zijn detentie in november 2021 niet van de grond is gekomen, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft erop kunnen wijzen dat hoewel het begeleid wonen vanwege de intrekkingsprocedure niet door is gegaan, overige bijzondere voorwaarden wel zijn uitgevoerd. Eiser heeft psychische behandeling in de vorm van traumatherapie ontvangen. Ook ten tijde van het intrekkingsgehoor in november 2022 had eiser nog gesprekken met de psycholoog. [9] Uit het reclasseringsadvies van 31 oktober 2022 blijkt dat met eerdere behandeling en begeleiding het niet mogelijk is gebleken om gedragsverandering te bewerkstelligen en dat eiser in het eerdere reclasseringstoezicht weinig openheid heeft gegeven, beperkte inzet heeft getoond en regelmatig te laat of niet aanwezig was bij afspraken. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat het gegeven dat eiser geen positieve gedragsverandering heeft laten zien niet in grote mate te wijden is aan de intrekkingsprocedure, maar dat uit de stukken het beeld naar voren komt dat dit verband houdt met eisers beperkte inzet. Hoe het eiser vergaat sinds zijn meest recente vrijlating in maart 2025 is de rechtbank op zitting niet duidelijk geworden nu hij niet de kans heeft aangegrepen bij de behandeling van zijn beroep ter zitting te verschijnen en zijn verleden, zijn gestelde positieve gedragsverandering en zijn persoonlijke belangen nader toe te lichten.
Verweerder heeft tegenover het zware belang van de overheid het belang van eiser bij het uitoefenen van zijn privéleven in Nederland in redelijkheid minder zwaar mogen laten wegen. Eiser woont vanaf zijn twaalfde jaar in Nederland en heeft dus een groot deel van zijn vormende jaren hier verbleven. Anderzijds heeft hij vanaf zijn veertiende al misdrijven gepleegd in Nederland en ook meerdere periodes in detentie doorgebracht. Verder heeft eiser nauwelijks deelgenomen aan de Nederlandse economie en samenleving door (betaald) werk of andere zinvolle dagbesteding. Hoewel eiser veel familieleden in Nederland heeft wonen, is met de meeste familieleden niet gebleken van hechte banden. Eiser heeft voornamelijk contact met zijn moeder, zijn vader en zijn broer Hatim en hij kan dit contact voortzetten met moderne communicatiemiddelen vanuit het buitenland. Hoewel eiser stelt geen familieleden meer in Somalië te hebben, is hij wel in Somalië opgegroeid, spreekt hij de Somalische taal en is hij bekend met de Somalische gebruiken. Het zal ongetwijfeld niet makkelijk zijn voor eiser om zijn leven in Somalië weer op te bouwen, maar het is niet gebleken dat dit niet mogelijk zal zijn.
7.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de belangenafweging in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen en daarbij alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken. Er bestaat daarmee ook geen grond voor het oordeel dat het besluit niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 3.86, zeventiende lid, van het Vb.
Evenredigheid
8. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd heeft dat de intrekking van eisers verblijfsvergunning evenredig is en overweegt hiertoe als volgt.
8.1.
In het kader van de evenredigheid moeten drie vragen beantwoord worden:
  • i) is het besluit geschikt om het doel te bereiken?
  • ii) is het besluit noodzakelijk om het doel te bereiken?
  • iii) is de maatregel evenwichtig? Is de op zichzelf geschikte en noodzakelijke
maatregel niet onredelijk bezwarend voor de belanghebbende?
8.2.
De beroepsgrond van eiser dat de intrekking niet geschikt is om het doel van bescherming van de openbare orde te bereiken, omdat eiser niet terug kan keren naar Somalië en dus illegaal in Nederland zal blijven, slaagt niet. Verweerder heeft een terugkeerbesluit genomen. Dat gedwongen terugkeer naar Somalië momenteel niet mogelijk is, maakt niet dat eiser als gevolg van het besluit illegaal in Nederland moet blijven. Van eiser wordt verwacht dat hij zelfstandig terugkeert naar Somalië, waarmee bescherming van de openbare orde tegen eisers gedragingen bereikt wordt. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat de intrekking van eisers verblijfsvergunning een geschikt middel is om het doel te bereiken.
8.3.
De beroepsgrond van eiser dat de intrekking niet noodzakelijk is om het doel te bereiken, omdat het doel ook bereikt had kunnen worden door de behandelingen die als bijzondere voorwaarden in de strafzaak zijn opgelegd, slaagt ook niet. Eiser heeft meerdere misdrijven begaan en is er expliciet op gewezen dat voortzetting van zijn criminele activiteiten mogelijk zal resulteren in een intrekking van zijn vergunning. Ook na het voornemen tot intrekking van zijn vergunning in 2021 is eiser nog met politie en justitie in aanraking gekomen. Zoals ook in overweging 7.2. is overwogen heeft eiser meerdere behandelingen gehad, die niet tot een positieve gedragsverandering hebben geleid. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat de intrekking van eisers verblijfsvergunning ook een noodzakelijk middel was om het doel te bereiken.
8.4.
Tot slot heeft verweerder in het kader van de evenredigheid kunnen concluderen dat het intrekken van de verblijfsvergunning niet onredelijk bezwarend is voor eiser. Verweerder heeft hierbij kunnen verwijzen naar de motivering in de belangenafweging met betrekking tot artikel 8 van het EVRM. Zoals in overweging 7.2. is overwogen, heeft verweerder de belangen van de overheid bij het beschermen van de openbare orde in redelijkheid zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van eiser. Eiser heeft ook nog aangevoerd dat hij een moeilijk leven heeft gehad en in zijn tienerjaren uit huis is geplaatst, waarbij hij in een gesloten jeugdinrichting in aanraking is gekomen met het strafrecht. Hij heeft de afgelopen jaren geprobeerd zijn leven een positieve wending te geven, maar dit lukt hem niet zonder hulp en begeleiding. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de moeilijke omstandigheden waarin eiser is opgegroeid, maakt dit het besluit niet onevenredig bezwarend. Eiser heeft hulp en begeleiding gekregen, maar dit heeft niet tot een positieve gedragsverandering geleid.
Heeft verweerder kunnen concluderen dat er geen risico op schending van artikel 3 van het EVRM bestaat bij terugkeer?
9. De rechtbank leest de gronden van beroep zo dat eiser ook heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer naar Somalië dit risico loopt. De rechtbank stelt vast dat eiser afkomstig is uit [plaats] en dat [plaats] volgens het meest recente beschikbare kaartmateriaal onder controle staat van de Somalische overheid. [10] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk is om naar [plaats] te reizen. Uit de overgelegde brief van Vluchtelingenwerk en het Algemeen Ambtsbericht Somalië uit april 2025 blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat iedere persoon die terugkeert naar [plaats] vanuit het westen zonder sociaal netwerk een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat hij op basis van zijn individuele omstandigheden dit risico wel zou lopen. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij niet in [plaats] kan komen, zonder te reizen door door Al Shabaab beheerst gebied. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De enkele mogelijkheid van een dergelijke schending is daartoe onvoldoende.
Ambtshalve beoordeling van artikel 8 van het EVRM
10. Verweerder heeft op grond van hetgeen is overwogen in overweging 7 tot en met 7.3 ook kunnen concluderen dat eiser geen reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM krijgt in het kader van de ambtshalve toetsing.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
11. Verweerder heeft gelet op al het voorgaande een terugkeerbesluit kunnen nemen. Verweerder heeft ook een inreisverbod op kunnen leggen. Gelet op hetgeen is overwogen in overweging 7 tot en met 7.3 en rechtsoverweging 9 heeft verweerder kunnen concluderen dat het inreisverbod niet in strijd is met artikel 3, dan wel artikel 8 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder is voldoende deugdelijk gemotiveerd overgegaan tot intrekking van de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, voorzitter, en mr. M.D. Gunster en
mr. D.C. Laagland, leden, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Op grond van artikel 62, tweede lid, onder c van de Vw.
5.Op grond van artikel 66a, vierde lid, van de Vw en artikel 6.5a, vijfde lid, onder b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6.Artikel 8, tweede lid, van het EVRM.
7.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 2 augustus 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0802JUD005427300.
8.Arrest van het EHRM van 18 oktober 2006, ECLI:CE:ECHR:2006:1018JUD004641099.
9.Verslag van het intrekkingsgehoor, pagina 8.
10.Zie de kaart controlegebieden Somalië van Political Geography Now (https://www.polgeonow.com) van 28 juni 2024.