Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking op het op 20 juni 2025 ingediende verzoekschrift van:
[verzoeker] ,
Feiten en procesverloop
Standpunten partijen
Voorts wordt verzoeker onterecht in zijn bewegingsvrijheid beperkt doordat hij het [afdeling] niet mag verlaten. Verzoeker ervaart veel onzekerheid doordat het niet duidelijk voor hem is hoe lang de opname zal duren. Hierdoor voelt het voor hem alsof hij gekidnapt is. De schriftelijk gemotiveerde beslissing ex artikel 8:9 van de Wvggz is pas op 23 april 2025 aan hem uitgereikt. Wat daarin wordt beschreven komt niet overeen met de werkelijkheid, van (ernstige) agressie is nooit sprake geweest.
Verzoeker is beperkt in zijn bewegingsvrijheid, omdat hij bedreigingen had geuit naar zijn ambulante behandelaren. Het perspectief wordt regelmatig met verzoeker besproken en het streven is om verzoeker over te plaatsen naar een open afdeling op deze locatie. Daarvoor is met hem besproken dat betrokkene dan geen drugs mag gebruiken. De afgelopen periode is toegewerkt naar het uitbreiden van zijn vrijheden, maar verzoeker komt de afspraken niet na. Hij is meermaals weggelopen uit de instelling en wordt vervolgens teruggebracht door de politie. Er zijn meerdere gesprekken gevoerd met verzoeker en afspraken gemaakt, maar hij accepteert de uitleg niet en heeft zelf een ander beeld. Afgelopen week is verzoeker opnieuw ongeoorloofd afwezig geweest waarbij hij overlast heeft veroorzaakt. Hierdoor is het nog niet gelukt om zijn vrijheden uit te breiden.
Op 23 en 24 april heeft verzoeker 5 mg haloperidol en 50 mg promethazine gekregen, omdat er sprake was van ontwrichtend gedrag door verzoeker op de afdeling. Er is voor deze medicatie gekozen omdat verzoeker paranoïde uitspraken deed en er achterdocht werd waargenomen en uit eerdere opnames is gebleken dat deze medicatie een positief effect heeft op zijn agitatie en agressie.
Na de medicatie inname is verzoeker naar zijn kamer begeleid waarbij hij provocerend en dreigend gedrag heeft laten zien en met spullen heeft gegooid. Vervolgens is hij naar de EBK gebracht waar hij een uur heeft doorgebracht tot hij gekalmeerd was. Vervolgens is hij weer naar zijn kamer gebracht en heeft hij een kamerprogramma gekregen. Dit valt onder de toepassing van de vorm insluiten. Er was op dat moment sprake van een waarnemend psychiater en die heeft op 24 april 2025 per abuis ook ten aanzien van insluiten een beslissing ex artikel 8:9 van de Wvggz uitgereikt in plaats van een beslissing ex artikel 8:12 van de Wvggz. Dit is op 7 mei 2025 hersteld door ten aanzien van het insluiten alsnog een beslissing ex artikel 8:12 van de Wvggz uit te reiken. Nu er op 24 april 2025 sprake was van een acute situatie en de afweging ten aanzien van de doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit bij de toepassing van insluiten in beide gevallen hetzelfde is, zou er inhoudelijk niet een andere beslissing zijn genomen als er meteen op 24 april 2025 een beslissing ex artikel 8:12 van de Wvggz was uitgereikt. De wijzing van de zorgmachtiging was dan wel sneller ter zitting behandeld, maar dat heeft feitelijk geen impact gehad op de voortzetting van het kamerprogramma omdat het insluiten is toegevoegd aan de zorgmachtiging en dan ook was toegepast.